![]() |
Dick Stemerding. |
Darwin zag evolutie als een proces van geleidelijke verandering door genetische variatie en natuurlijke selectie. `Daarmee verzette hij zich tegen de gedachte uit zijn tijd dat bestaande vormen van leven konden verdwijnen door plotselinge en grootschalige veranderingen op aarde, om plaats te maken voor nieuw leven. Nu is dat denken juist helemaal terug. Het bestaan van massa-extincties, het plotseling verdwijnen van soorten door catastrofes, is tegenwoordig onomstreden', legt Stemerding uit, waarbij hij aantekent dat `plotseling' slaat op een periode van tienduizenden jaren. `Een flitsje in de hele geschiedenis van de aarde en het leven.'
Met massa-extincties doelt Stemerding op bijvoorbeeld een meteorietinslag die een eind gemaakt kan hebben aan het tijdperk van de dinosauriërs of een periode van heftige vulkanische activiteit. `In relatief korte tijd verdwijnt een groot deel van de biodiversiteit en ik vind dat die gedachte je confronteert met wat er nu gebeurt. Onder invloed van de mens verdwijnt met een adembenemende snelheid een groot aantal soorten. We leven dus in een tijd van massa-extinctie en het tempo ligt nog hoger dan wat wij vanuit geologisch oogpunt catastrofaal noemen.'
`Ook bij genetische variatie ging het volgens Darwin om minieme verschillen', vervolgt Stemerding zijn beschouwing. `De moderne evolutietheorie biedt echter ook ruimte voor meer plotselinge en grootschalige verandering. Planten hebben kleine celonderdelen, bladgroen, die ervoor zorgen dat licht wordt omgezet in energie. Het staat inmiddels vast dat bladgroen ooit zelfstandig levende bacteriën zijn geweest die uiteindelijk in zijn geheel door andere cellen zijn opgenomen, waaruit vervolgens planten zijn ontstaan. Evolutionair is dat geen geleidelijke, maar een radicale verandering geweest. Je ziet het ook in de moderne genetica. Men is er steeds meer van overtuigd dat hele genen in de cel zich soms ineens kunnen verdubbelen. Een duplicaat kan nieuwe functies gaan vervullen en dat kan een belangrijke motor zijn voor de evolutie.'
Een derde verschil tussen de moderne evolutieleer en die van Darwin is volgens Stemerding dat evolutionaire verandering volgens de huidige inzichten aan belangrijke beperkingen onderhevig is. Hij licht toe: `Darwin zag verandering in de natuur als geleidelijk, maar in principe onbegrensd. Volgens zijn opvatting zou je over tien miljoen jaar de huidige natuur niet meer herkenbaar terugzien. De moderne evolutietheorie kent echter wel degelijk patronen die heel diep verankerd liggen in het genetisch materiaal en die al vele miljoenen jaren niet veranderd zijn. Neem het bouwplan van gewervelde dieren. Of je nu een skelet van een vis of een mens ziet, je herkent bijvoorbeeld ribben en benen. Die overeenkomsten kun je genetisch terugvinden ook al zijn beide vormen in de evolutie een heel eigen weg gegaan.'
Is Darwin dan achterhaald? `Nee', zegt Stemerding stellig, verwijzend naar zijn eerste citaat. `De basisideeën van Darwin, het bestaan van variatie en selectie, staan nog steeds recht overeind. Maar we weten inmiddels heel veel meer. We kunnen ons genetisch materiaal steeds verder ontrafelen en in die genetische informatie is ook de geschiedenis van de evolutie af te lezen. Daarmee kunnen we over tien jaar een veel gedetailleerder beeld geven van hoe de evolutie is verlopen. Dat zal ongetwijfeld weer tot nieuwe inzichten leiden.'