Twee UT’ers beleven een onvergetelijke tijd in Vietnam

| Stan Waning

In ‘Terug naar het jaar…’ laten we vervlogen campustijden herleven aan de hand van opmerkelijke verhalen. In deze vijfde aflevering gaan we met Jisk Holleman (75) terug naar het jaar 1977, toen hij samen met een UT-student het verscheurde Vietnam bezocht. ‘Vooral de heenreis was een klein drama.’

Beeld uit Vietnam 1977. Links Jisk Holleman, rechts met baard Jan Willem Knoop Pathuis.

‘TH-medewerkers vertrekken naar Vietnam om ‘lab’ op te bouwen’, zo kopt THT Nieuws eind november 1976. De redactie is dan nog in de veronderstelling dat doctoraal student Jan Willem Knoop Pathuis en technicus Jisk Holleman in februari 1977 naar het land afreizen, maar – zo corrigeert Holleman 45 jaar later – dat klopt niet. ‘In oktober 1977 zijn we vertrokken. Het project startte al wel eerder’, zo weet hij.

‘Linkse rakkers’

Begin 1975 kwam Vietnam uit een vreselijke oorlog. De universiteit van Amsterdam beschikte over een Vietnamcomité, dat het land wilde helpen op gebied van medicijnen, geneeskunde en technische ontwikkeling. ‘Een groep van linkse rakkers. Zelfs burgemeester Willem Polak gaf zijn medewerking. De bedoeling was om de Noord-Vietnamezen te helpen weer op gang te komen. Het verzoek vanuit Vietnam was om ook te helpen met micro-elektronica. Daarop zocht Amsterdam contact met UT-hoogleraar Oscar Memelink’, blikt Holleman terug.

Holleman omschrijft Memelink als ‘een echte humanist, die Vietnam uit de misère wilde helpen.’ In 1975 kwam een delegatie van twee wetenschappers uit Vietnam naar Twente. ‘Zij volgden een opleiding en ik begeleidde ze. Het was de bedoeling dat zij het lab gingen leiden in Vietnam, maar zij bleken decaan en vice-decaan te zijn. Die opleiding had weinig nut, want toen wij later naar Vietnam gingen, waren zij al opgeklommen en zaten in de politiek. Ik weet nog dat zij hier zoveel spulletjes haalden, dat ze met de trein terug moesten naar Vietnam. Naar Berlijn en Moskou ging dat prima, maar daarna was het een hel. Hebben ze drie weken over gedaan, wat een tocht.’

Holleman kon dat twee jaar later ook zeggen over zijn eigen reis naar het Aziatische land. In oktober 1977 was het zover. ‘We gingen bewust in oktober. Toen was het zo’n 22 graden daar, want in andere maanden kon het er bloedheet worden. Jan Willem en ik liepen er alsnog in korte broek, terwijl de meeste mensen daar handschoenen en een muts droegen.’

Visum

De heenreis verliep moeizaam, omdat het tweetal slecht was gewaarschuwd door reisbureaus. ‘We moesten vliegen via Bangkok, Vientiane (hoofdstad Laos, red.) en dan naar Hanoi. Voor Laos moesten we een visum hebben en dat hadden we niet. Dus we mochten niet mee. Met geluk kwamen we een Deense handelsdelegatie tegen die met een chartervliegtuig ook naar Vientiane vloog. Maar we moesten eerst een visum regelen en het was weekend in Bangkok.’

Het duo bezocht in het gigantische Bangkok de ambassadeur van Laos, om toestemming te krijgen om met de Denen mee te vliegen. Dat ging zonder problemen, maar op de Nederlandse ambassade – die een verzoek moest doen aan de Deense ambassadeur – zat een vreselijke zeikerd. Hij verhoorde ons een uur en dacht dat wij communisten waren. Hij wilde ons niet geloven. Uiteindelijk kregen we toch toestemming en mochten we met de Denen mee.’

De vlucht van Vientiane naar Hanoi was er één om nooit te vergeten. ‘We zaten in een heel klein vliegtuigje voor twintig personen. We vlogen zo laag, dat we door de wolken vlogen. Door alle ramen kwam er mist naar binnen, je zag helemaal niks meer. Uiteindelijk duurde de reis drie dagen.’

De UT’ers zaten in Hanoi twee maanden in een goed hotel en halverwege mochten hun echtgenotes overkomen. Overdag bouwde het duo het lab in de technische universiteit op. Een kleine kopie van het lab in Enschede. ‘Ons doel was behaald. Het lab was geschikt voor practica voor studenten. We konden er proefdraaien en transistoren maken. Soms was het lastig, want basismaterialen hadden ze niet. Als ik om een schroef vroeg, dan stuurden ze iemand op pad die alle gebouwen afzocht en ergens een verroeste schroef uit de muur draaide.’

Fietsen

Het leven in Vietnam beviel de twee goed. ‘We hadden een eigen chauffeur die ons overal naar toebracht, dat voelde soms wat ongemakkelijk. We wilden eigenlijk fietsen, maar dat mocht niet omdat dat gevaarlijk was. Uiteindelijk lukte dat wel, hoor. We moesten een container bestellen uit Nederland en lieten er twee fietsen inzetten. Verder was het er een compleet andere wereld. Tussen de middag sliep iedereen en we aten elke dag rijst. Dat vond ik eerst heerlijk, maar dat ging ons na enkele weken de keel uithangen. Toen gingen we stiekem buiten het hotel eten.’

Holleman praat gedetailleerd over de trip. Hij laat tijdens zijn verhaal een foto zien van het universiteitsgebouw in Hanoi. Op de voorzijde prijkt een afbeelding van Vladimir Lenin. ‘Dat gebouw was geschonken door de Russen.’

Antimilitarist

Ondanks alle positieve punten zat er ook een keerzijde aan het project. In 1978 zette Oscar Memelink er per direct een streep door. Er heerste namelijk twijfel of het project wel bij zou dragen aan het juiste doel: de Vietnamese wetenschap helpen. ‘Oscar bezocht Vietnam in 1975 al en kwam teleurgesteld terug. Hij was een antimilitarist maar moest colleges geven voor een hele zaal militairen. Dat beviel hem toen al niet’, aldus Holleman.

Later bleek dat de vermoedens – dat het project bijdroeg aan de militaire ontwikkeling in Vietnam – klopte. ‘In 1993 was ik weer in Vietnam voor de oprichting van een instituut en toen bezocht ik een oude militaire fabriek, om te zien of daar nog bruikbaar materiaal lag. Die fabriek was al verouderd en stond stil, maar alle apparatuur was gekopieerd van ons werk in 1977. Ook brak er oorlog uit tussen Vietnam en Cambodja en een grensoorlog met China, dus het project was klaar.’

Holleman blikt, ondanks het plotselinge einde van het project, met warme gevoelens terug op de reis. Hij kwam er in 1993 niet voor niets terug voor een veel groter project, waar hij ook het meest trots op is. Na zijn eerste kennismaking met Vietnam werd hij universitair hoofddocent en promoveerde hij. Tot 2012 was de inwoner van Enschede werkzaam aan de UT. ‘Het was een geweldige reis die ik nooit zal vergeten. Gelukkig was de terugreis een stuk eenvoudiger dan de onvergetelijke heenreis.’ 

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.