Nu de kabinetsformatie op gang komt, heeft demissionair minister Moes een wens: meer geld voor mbo’ers. Zij krijgen nu minder dan studenten aan een hogeschool of universiteit en dat zou gelijkgetrokken moeten worden, vindt de minister.
‘Hartstikke scheef’
In een Kamerbrief zette hij vrijdag uiteen wat de verschillen zijn en wat het kost om die op te heffen. Dit weekend gaf hij daarop een toelichting bij tv-programma WNL op Zondag: ‘Op dit moment krijgen mbo’ers minder studiefinanciering en maken ze meer schoolkosten, terwijl we die mensen knetterhard nodig hebben. Het is bizar en hartstikke scheef.’
Uit zijn brief blijkt hoe scheef precies: DUO geeft thuiswonende mbo’ers een basisbeurs van 103 euro per maand, terwijl hbo’ers en wo’ers 125 euro per maand krijgen, ruim twintig euro meer. En volgens het Nibud geven mbo’ers inderdaad meer geld uit aan studieboeken en andere benodigdheden.
Lager lesgeld
In zijn brief noemt Moes niet het verschil in collegegeld of lesgeld. Aan een hogeschool of universiteit kost een jaar studeren 2.601 euro, terwijl mbo’ers onder de achttien jaar oud gratis les krijgen en boven de achttien maximaal 1.458 euro per jaar betalen.
En soms is het verschil in het voordeel van mbo’ers. Hun uitwonende beurs is met 338 euro per maand twee tientjes hoger dan die van hogeschool- en universiteitsstudenten. Alleen zijn er niet zoveel mbo-studenten op kamers, dus daar hebben de meesten niets aan.
390 miljoen
Politici kunnen verschillen in de studiefinanciering prima rechttrekken. Dat maakt alles makkelijker, voor zowel studenten als DUO, benadrukt de minister. Maar wat kost dat precies?
Moes geeft verschillende opties. Je kunt natuurlijk op de stufi besparen door de bedragen voor iedereen naar het laagste bedrag bij te stellen. Alle thuiswonenden krijgen dan 103 euro, bijvoorbeeld, net als de mbo’ers nu. Als je dat ook met de uitwonende en aanvullende beurs doet, bespaart de overheid 167 miljoen.
Het kan ook de andere kant op. Als je ervoor kiest alle bedragen naar het hoogste bedrag bij te stellen, kost dat de overheid 391 miljoen euro. Dat is wel de snelste en makkelijkste optie, zegt de minister.
Hoop op D66
Moes heeft zelf geen geld voor zo’n operatie, zei hij zondag bij WNL. Hij wil daarom het volgende kabinet de ‘warme aanbeveling’ doen om de verschillen gelijk te trekken en suggereerde daarbij lachend dat ‘een geweldige onderwijspartij als D66’ dit wel kan regelen. ‘Zij gaan vast de juiste keuze maken.’
Dat de BBB-minister zijn hoop op D66 vestigt is opvallend. De partijen stonden afgelopen jaar op veel punten lijnrecht tegenover elkaar. De democraten waren bijvoorbeeld fel tegen de bezuinigingen op het onderwijs, die BBB steunde.