Promovenda: ‘Chronische pijn valt te voorkomen’

| Kitty van Gerven

Chronische pijn tast niet alleen de kwaliteit van leven aan, het levert ook torenhoge zorgkosten op. Alle reden dus om te proberen chronische pijn te voorkomen. En dat lijkt mogelijk, concludeert Jorien Pierik na bijna zes jaar promotieonderzoek aan de UT.

Photo by: Arjan Reef

Even voor alle duidelijkheid: chronische pijn is niet hetzelfde als pijn die ontstaat door nog niet geheeld letsel. ‘Chronische pijn is iets heel anders. Het is het gevolg van een verstoring van de pijnsignalering in de hersenen’, laat Jorien Pierik (31) weten. ‘Als je een hersenscan van mensen met chronische pijn vergelijkt met die van mensen die daar niet aan lijden, dan zie je ook een andere hersenactiviteit.’

Fikse aanslag op levenskwaliteit

Hoe dat komt? Daarop moet de UT-promovenda het antwoord (nog) schuldig blijven. ‘Chronische pijn is een complex fenomeen. Hoewel wetenschappers het steeds verder ontrafelen, weten we niet precies hoe alles in elkaar steekt.’ Maar één ding is zeker: de pijn pleegt een fikse aanslag op de levenskwaliteit van de patiënt en brengt hoge zorgkosten met zich mee, ‘doordat mensen gaan shoppen om er vanaf te komen.’ Daar komt bij dat maar liefst 20 procent van de bevolking eronder gebukt gaat. ‘Chronische pijn is dus een enorm gezondheidsprobleem én een maatschappelijk probleem.’

Toen Jorien Pierik in 2010, kort nadat zij aan de RU Groningen haar studie medisch farmaceutische wetenschappen (management en policy track) had afgerond, aan haar promotietraject bij Health Technology and Services Research begon, wilde ze vooral onderzoeken welke risicofactoren bepalend zijn voor de transitie van acute naar chronische pijn. Op basis daarvan zouden dan in de toekomst preventieve interventies ontwikkeld kunnen worden om chronische pijn te voorkomen. Als ze eind dit jaar –‘Ik hoop op 1 december te promoveren’- haar proefschrift verdedigt, kan ze meer dan alleen risicofactoren noemen; ze kan ook handvatten aanreiken om chronische pijn te voorkomen.

Van schouder tot vingertopje

Om dat te bereiken voerde Pierik onderzoek uit onder ruim 800 mensen van 18 tot 69 jaar, die zich met extremiteitenletsel –‘van schouder tot vingertopje en van heup tot teen’- hadden gemeld op de Spoedeisende Hulp (SEH) van MST in Enschede. ‘Het ging daarbij alleen om wat wordt genoemd ‘stompe trauma’s’, zoals botbreuken, verstuikingen, spierscheuringen of uit de kom geraakte gewrichten.’ Van de 803 patiënten die mede via de SEH-verpleegkundigen waren uitgenodigd voor het onderzoek, konden er zo’n 450 een jaar lang worden gevolgd. 44 procent van hen gaf aan na zes maanden nog pijn te hebben op de plek van het letsel en ruim tien procent had zelfs matige tot ernstige chronische pijn.

Aan de hand van vragenlijsten werden alle deelnemers gescreend op een vijftigtal risicofactoren voor het ontwikkelen van chronische pijn, zowel psychosociale als biomedische. ‘We hebben onder meer gekeken naar geslacht, pijnervaring en soort letsel, maar ook naar de mate van angst, de lichaamsconditie vóór het ontstaan van het letsel en de pijnmedicatie. En zelfs of ze een letselschadeclaim hadden ingediend.’

Zes risicofactoren

Uiteindelijk tekenden zich zes risicofactoren af. Wat volgens Pierik een rol speelt bij het ontstaan van chronische pijn zijn: 1. een gevorderde leeftijd, 2. een slechte fysieke conditie voorafgaand aan het letsel, 3. de aanwezigheid van andere chronische pijn, 4. het ‘catastroferen’ van de pijn, 5. de ernst van het letsel en 6. de aanwezigheid van ernstige pijn bij het verlaten van de SEH.

‘Slechts twee van de risicofactoren zijn modificeerbaar’, meent Pierik. ‘Mensen die piekeren over pijn en ten aanzien daarvan pessimistisch zijn lopen een verhoogd risico op het krijgen van chronische pijn. Maar wellicht valt dat, bijvoorbeeld met cognitieve gedragstherapie, te voorkomen of kunnen mensen leren beter met de pijn om te gaan.’

Misschien nog wel opmerkelijker is de constatering dat degenen die met veel pijn de SEH verlaten een groter risico op chronische-pijnklachten lopen. ‘Dat betekent dat je in een zo vroeg mogelijk stadium moet zorgen voor pijnstilling. Er zal dan ook meer aandacht moeten komen voor goede pijnbestrijding bij acute pijn’, constateert Pierik.

Overigens is er door collega-onderzoekster Sivera Berben, die zich in Nijmegen eveneens over deze problematiek boog, inmiddels een protocol opgesteld om pijnbestrijding in de acute zorg te verbeteren. Bij MST is dit al geïmplementeerd en het blijkt effectief, zoals Pierik uit onderzoek weet.

Gerichte voorlichting

Maar ook de patiënt zelf moet van het belang van pijnbestrijding doordrongen raken. ‘Nu weigert een op de vijf patiënten nog pijnstillers. Er zal dus gerichte voorlichting moeten komen over de noodzaak van pijnmedicatie,’ voorziet Pierik.

Zelf kan zij daar in haar huidige functies als beleidsmedewerker in zowel de huisartsenzorg bij de Federatie Eerstelijnszorg Almelo e.o. als bij Bureau Acute Zorg Euregio al een aardig steentje aan bijdragen. Na haar promotie, als ze fulltime bij het laatstgenoemde bureau aan de slag gaat, kan ze haar kennis ook aan de andere kant van de grens verspreiden. En dat zal ze zeker doen. Want dat er iets moet gebeuren om chronische pijn te voorkomen, staat volgens Pierik wel vast. ‘Gelukkig lijkt dat op basis van dit onderzoek mogelijk.’

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.