‘BMT had nog succesvoller kunnen zijn’

| Redactie

Jan van Alsté begon zijn UT-carrière met onderzoek naar konijnenharten en een roei-ergometer voor beengeamputeerden. Vanaf 2000 maakte hij als opleidingsdirecteur de studie Biomedische Technologie tot een succesnummer. Na veertig jaar gaat hij op 1 maart met pensioen. Maar hij gaat door bij de Sterrenwacht en de Oudheidkamer Twente. ‘BMT had nog succesvoller kunnen zijn als ze me mijn gang hadden laten gaan.’


Jan van Alsté in de bestuurskamer van de Oudheidkamer Twente met achter hem het schilderij Twee brulfteneugers. (Foto: Arjan Reef)

Ik ben hier vijf jaar geleden gekomen om de club aan te sturen, de vereniging nieuw leven in te blazen’, vertelt Jan van Alsté in het pand van de Oudheidkamer Twente, naast de Twentse Welle. Hij is voorzitter van de vereniging en houdt hier vandaag zijn afscheidsreceptie. Omdat hij de Twentse geschiedenis een warm hart toedraagt. ‘Niet dat ik wel eens historisch onderzoek heb gedaan. Maar mijn band met de regio is sterk. Ik ben geboren en getogen in Hengelo.’


In de bestuurskamer hangt het schilderij Twee Brulfteneugers (1869) van de Twentse schilder Hendrik Valkenburg. Binnenkort verhuist het naar het Stadsmuseum Almelo. ‘Brulfteneugers waren jongens die bij de noabers langs gingen om hen uit te nodigen voor een bruiloft. Naar goed Twents gebruik’, legt Van Alsté uit. ‘De Oudheidkamer wil het Twents cultureel erfgoed bewaren voor het nageslacht. Veel van de erfstukken – schilderijen, munten, films, kleding – zijn in bruikleen bij musea. Een ander groot project van de Oudheidkamer is de Twentse taalbank, waarin we teksten, biografieën en bidprenten bewaren.’

Naast zijn voorzitterschap van de Oudheidkamer is Van Alsté directeur van de Cosmos Sterrenwacht in Lattrop. Zijn laatste twee UT-jaren deed hij ‘klusjes’ voor de Graduate School van de ECIU (Europees netwerk van universiteiten) en werkte hij aan het opzetten van een PDEng-opleiding (Professional Doctorate in Engineering). ‘Eigenlijk had ik eerder als opleidingsdirecteur Biomedische Technologie moeten stoppen. Dan had ik nog een grotere klus kunnen doen.’
Dat is wat hij leuk vindt, grote klussen. ‘Ik heb veel verschillende dingen gedaan. En ik heb veel kansen gekregen van de universiteit. Dat wil ik gezegd hebben, want ik roep ook altijd dat alles beter kan. Maar ik kijk echt tevreden terug.’

Van Alsté kwam in 1971 binnen en werd, naast zijn studie Elektrotechniek, verantwoordelijk voor de computers van de vakgroep Bio-informatica. ‘In het begin waren dat er twee. Een collega deed experimenten met rattenspieren die samentrekken. Ik heb die metingen geautomatiseerd.’ Zelf studeerde hij af op een computergestuurde opstelling voor onderzoek aan geïsoleerde konijnenharten. Als promovendus ontwikkelde hij een speciale roei-ergometer voor mensen die een been missen. Later werd Van Alsté zakelijk directeur van het coördinatiecentrum biomedische techniek (nu als BMTi opgegaan in Mira). Ook was hij een periode directeur van de TRD/Liaisongroep, verantwoordelijk voor internationalisering, ondernemerschap en subsidies. ‘Maar ik wilde terug naar het primaire proces en toen kwam net de discussie rond de derde kern opzetten, met de slogan UT goes medical. Ik heb toen gezegd dat ik wel een studie Biomedische Technologie wilde beginnen.’

‘Het irritante was dat Eindhoven ons net voor was. Wij noemen ons de ondernemende universiteit, maar Eindhoven heeft meer lef. Wij hadden veel meer BMT-onderzoek, maar toch moesten we verdedigen waarom er in Nederland nog ruimte zou zijn voor een tweede opleiding.’

Het werd een groot succes, Biomedische Technologie trekt veel studenten. Van Alsté had dat voorzien, zegt hij nu. ‘Het had zelfs nog succesvoller kunnen zijn als ze mij m’n gang hadden laten gaan. Een gepland onderdeel was zorgtechnologie. BMT richtte zich erg op cure, en de care werd verwaarloosd. Terwijl daar echt nog negentiende-eeuwse methoden werden toegepast. De ene persoon verzorgt de andere, er zijn nauwelijks technologische hulpmiddelen. Ik had gehoopt meer energie te stoppen in ouderen langer zelfredzaam laten zijn zodat ze later naar een verzorgingstehuis hoeven. Maar de UT vond dat geen onderzoek dat bij een technische universiteit past. Het was niet sexy genoeg.’
‘Ik heb in het begin een strijd gevoerd voor BMT’, vervolgt Van Alsté. ‘Wiskunde is overgewaardeerd in ons type opleidingen. Men verwart niveau met wiskundegehalte, terwijl het om denkgehalte gaat. Men vond dat er te weinig wiskunde in biomedische technologie zat en er werd gesproken over kannibalisatie van andere opleidingen. In mijn optiek is het zo dat als een product niet goed verkoopt, een nieuw product dan geen kannibalisatie is, maar juist redding betekent.’

Trots is Van Alsté dat hij de opleiding tot een succes heeft gemaakt. Bij zijn afscheid als opleidingsdirecteur in 2009 kreeg hij een boekje met verhalen van de eerste honderd ingenieurs die hij afleverde. ‘Die zijn allemaal goed terechtgekomen. Heel veel ook in de klinische praktijk, dus niet zoals bij Technische Geneeskunde in het onderzoek omdat ze nog geen bevoegdheid hebben.’

De focus, denkt Van Alsté, ligt op de UT sowieso meer op het opleiden van onderzoekers dan ingenieurs. ‘Dat zie je ook bij de School of Engineering uit Route 14. Die is de nek omgedraaid. Schande. Tachtig procent van onze studenten gaat het bedrijfsleven in. Maar het gros van de hoogleraren heeft alleen een researchachtergrond, zij weten niet wat elders nodig is. Ik had gehoopt dat met de engineeringschool meer mensen van buiten zouden worden gehaald.’
Van Alsté maakt zich er nog zichtbaar druk om. Zoals om zo veel dingen, want hij is begaan met de UT. ‘Neem de Randstedelijke architecten die de campus volbouwen. De Horst, een gebouw in het groen, is zo helemaal verloren gegaan. We moeten voor de inrichting van de campus architecten benaderen die gespecialiseerd zijn in landelijk gebieden.’

Maar, benadrukt hij nogmaals, hij wil niet klagen. ‘Het was echt een leuke tijd. Je kunt zeggen, ik heb veertig jaar op één plek gewerkt. Maar ik heb steeds heel andere dingen gedaan.’ Hij stopt met pijn in zijn hart. ‘De cao verplicht je daartoe, maar ik ben totaal niet uitgeblust. Alleen, als ik door had kunnen gaan, dan geen losse klusjes meer. Ik trek liever iets substantieels van de grond. Dat ga ik nu doen bij de Oudheidkamer met de taalbank. En de sterrenwacht wil ik verder veranderen in een educatief centrum. Ik schaf absoluut geen caravan aan om zes maanden per jaar rond te reizen.’

Paul de Kuyper

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.