‘Ik wist niet eens dat SE Fireworks vlak bij mijn studentenhuis zat. Ik denk dat de meesten niet wisten dat er een vuurwerkfabriek stond. In de Tollensstraat was ik nog nooit geweest’, vertelt Joris van Waveren begin april op een terras aan het Utrechtse Neude. In 2000 bewoonde hij met drie anderen een studentenhuis aan de Deurningerstraat 148. Joris had een van de zolderkamers. Naast zijn studie toegepaste communicatiewetenschap werkte hij onder andere bij de CD-Uitleen en jaren als corrector bij UT-Nieuws.
‘Het was zonnig die zaterdag. Ik was in korte broek en zonder T-shirt in de achtertuin bezig, met mijn fiets aan het klooien. Reparen of schoonmaken, dat weet ik niet meer precies. Op een gegeven moment hoorde ik knallen die op vuurwerk leken. Dat was natuurlijk raar. Na een tijdje ben ik gaan kijken. Twee straten verder was een aardig oploopje. En het knallen ging door, kan ik me herinneren. Ik wilde de hulpdiensten niet in de weg staan, dus ging ik terug naar huis. Hemelsbreed woonde ik tweehonderd meter van de fabriek.’
Joris vertelt het rustig, zegt geregeld dat hij niet meer precies weet hoe alles liep, maar kan zich al met al veel details herinneren. ‘Toen kwam de grote knal: alle ruiten vlogen eruit. Omdat ik buiten stond, had ik er geen last van, maar ik dacht wel meteen: woh, heftig’, vervolgt hij zijn verhaal. ‘Daarna volgde de tweede knal, ik weet niet welke harder was. Het eerste wat ik toen gedaan heb, is mijn ouders bellen. “Er is hier wat aan de hand, maar met mij is alles in orde”. Ik had ook nog de tegenwoordigheid van geest een afspraak met de glaszetter te maken. Die man is natuurlijk nooit gekomen.’
Voor het huis kwam Joris zijn buurman tegen. Die was in paniek, zijn vrouw had wat lichte snijwonden van vallend glas. ‘Over de hele breedte van het blok, tussen de singel en de Roomweg, zag ik zwarte rook. Toen ben ik richting stad gelopen, naar een vriend. Toen die er niet bleek te zijn, kreeg ik van zijn buren een T-shirtje. Pas daar besefte ik dat er iets groots aan de hand was. Iedereen moest uit de wijk weg in verband met explosiegevaar.’
Joris logeerde een paar dagen bij vrienden op de campus en vond daarna al gauw een eigen kamer aan de Witbreuksweg. Hoe zijn kamer de ramp had doorstaan, wist hij op dat moment niet. ‘Niemand mocht er heen. Ik hield wel rekening met een worst case scenario. Na twee weken konden we onder begeleiding een kijkje nemen. Dan dringt het pas echt tot je door. De kamer van mijn buurvrouw was helemaal uitgebrand, die van mij was er daarna het ergst aan toe.’
Alles was hij kwijt. ‘Het mooie antieke houten bureau van mijn opa was helemaal verschroeid. De foto’s die in een la zaten, kon ik nog redden. Ook de kris met een ivoren handvat die mijn opa uit Nederlands-Indië had meegenomen, was verbrand. Persoonlijk was dat het ingrijpendst. De rest was gelukkig allemaal vervangbaar, al had ik na de ramp niet genoeg geld om mijn cd-collectie te vervangen met originele cd’s. Het is gewoon flink balen dat je al je spullen kwijt bent. Ook al was het studentenspul en niet het nieuwste van het nieuwste, je moet wel alles opnieuw aanschaffen. We kregen een bonnenboekje voor Enschedese winkels. Ik weet nog dat ik veel bij de Kwantum heb gekocht, want daar kreeg je toen veertig procent korting.’
In 2005 verhuisde Joris naar Utrecht om samen te gaan wonen met zijn vriendin, met wie het inmiddels uit is. Hij zou er zijn studie afmaken, maar dat is er uiteindelijk niet van gekomen. Hij woont er nog steeds, met zijn zoon Arthur (3). Op dit moment is hij werkzoekend. ‘Niet door de crisis, maar die maakt het wel lastiger om weer een baan te vinden.’
‘Ik voel me geen slachtoffer van de Vuurwerkramp. Zo heb ik me ook nooit opgesteld. Ik had geen behoefte aan medelijden. Vrienden mochten één keer zeggen hoe vervelend ze het vonden, daarna moesten ze ophouden. Ik pikte de draad gewoon weer op.’ Ook later kreeg hij geen last. ‘Ik was er vrij nuchter onder. Ben die dag ook niet bang geweest.’
Joris komt nog regelmatig in Enschede. Zijn studentenhuis staat er niet meer. ‘Roombeek vind ik erg mooi geworden. Vooral dat appartementencomplex met die ronde balkons. Dat is toch wel een van de hoogtepunten van de moderne Nederlandse architectuur.’
Dat het nu tien jaar geleden is dat de wijk grotendeels werd weggevaagd met 23 dodelijke slachtoffers tot gevolg, daar had Joris nog niet zo bij stilgestaan. ‘Het is niet meer iets waar ik met extra interesse op terugkijk. In de krant lees ik het als elk ander artikel. Als ik een paar keer per jaar aan de ramp denk, is het veel. Met mij was niets aan de hand, en ik kende geen slachtoffers. Voor mij is het iets dat ik heb meegemaakt en waar ik een heel enkele keer over vertel.’
![]() |
Joris van Waveren: ‘Ik pikte de draad gewoon weer op.’ (Foto: Paul Kuyper, de) |
Een verhaal over hoe Joris van Waveren anderhalve week na de ramp een schade-expert ontving, verscheen in het UT-Nieuws van donderdag 25 mei 2000 (jaargang 37, nr. 19) en is te vinden in het online archief op www.utnieuws.utwente.nl.