Hufters
Als wij goed willen leven, zullen wij elkaar goed moeten betalen. Een fatsoenlijk mens betaalt een fatsoenlijke prijs voor produkten die op een fatsoenlijke wijze worden geproduceerd door medemensen die daar met fatsoenlijke werktijden een fatsoenlijk inkomen aan overhouden. En een fatsoenlijk inkomen, dat is een inkomen waarmee je als een fatsoenlijk mens kunt leven. Zo is het cirkeltje weer rond.
Negentig procent van ons ontvangt een fatsoenlijk inkomen. Maar we vertikken het fatsoenlijk te leven. We vreten meer dan goed voor ons is, maar weigeren daarvoor een fatsoenlijke prijs te betalen. En wie uitsluitend hufterige prijzen betaalt moet niet verbaasd zijn dat zijn voedingsmiddelen op een hufterige wijze worden geproduceerd. Dat de vakkenvullers in zijn supermarkt voor een minimum jeugdloon moeten werken. (Ouder personeel wordt op hufterige wijze ontslagen.) Dat die supermarkt wordt bevoorraad door vrachtwagenchauffeurs die werken voor zo'n hufterig laag salaris dat geen Nederlander dat meer doet. Dat de producenten van die levensmiddelen zulke lage prijzen ontvangen dat ze zelfs met hufterig lange werkdagen nog interen. Ja, wie hufterig weinig betaalt moet niet verwachten dat die vakkenvullers, die vrachtwagenchauffeurs, die bakkers en die boeren onze economie wel even weer op gang zullen trekken.
Er gaapt een onhoudbare kloof tussen het welvaartsniveau waar wij recht op menen te hebben en het welvaartsniveau dat wij de producenten van onze goederen en diensten gunnen. Het gevolg is dat wij zelf die producenten niet meer zijn. Des te groter deze kloof, des te kleiner het deel van onze uitgaven dat terugvloeit in onze economie. Een koopkrachtverbetering heeft dan nauwelijks nog effect.
In de supermarkten woedt een prijzenoorlog. En oorlogen worden doorgaans niet gevoerd door fatsoenlijke mensen. Oorlogen worden gevoerd door hufters. En oorlogen houden niet op zolang die hufters zich hufterig blijven gedragen. Wie van ons heeft het lef als eerste dienstweigeraar de strijdende supermarkten te boycotten? Wie geeft toe liever fatsoenlijke prijzen te betalen, opdat buurvrouwlief weer gezellig achter de kassa kan komen zitten? De economie is geen speeltje in de handen van een kabinet. De economie, dat zijn wij.