De bewindsman heeft haast. Zijn nieuwe bekostigingsstelsel voor het hoger onderwijs heeft hij zonder problemen door de Tweede Kamer geloodst. De medezeggenschap van studenten is de volgende horde op weg naar zijn nieuwe wet op het hoger onderwijs. Was Rutte ooit van plan om in de wet te volstaan met de zin: er is inspraak, inmiddels ziet hij in dat de positie van de student wel wat zwaarder moet worden verankerd.
Het moet voor een liberaal een vreemde gewaarwording zijn om een wet te schrijven waarin het recht op inspraak zo scherp moet worden geformuleerd. Is het hoger onderwijs zo onvolwassen?
“Ik geloof niet dat het onvolwassenheid is. Wel moet je constateren dat colleges van bestuur heel erg dominant kunnen zijn als het gaat om het doordrukken van bepaalde beslissingen. Tegelijkertijd ben ik misschien wat naïef geweest over de machtspositie van studenten. Ik zie nu ook wel in dat hun positie lang niet altijd gelijkwaardig is ten opzichte van een bestuur. Dus zeg ik: daar moeten we in de wet dan maar wat mee doen. Want goede medezeggenschap kan de juiste tegendruk geven om een instellingsbestuur scherp te houden.”
De verkiezingen voor medezeggenschap kennen vaak een bedroevend lage opkomst. Volgens studentenorganisaties zou een landelijke verkiezingsdag kunnen helpen, waarbij in de geest van de gemeenteraadsverkiezingen aandacht wordt gevraagd voor de instellingsdemocratie.
“Zoiets is natuurlijk aardig, maar studentenorganisaties willen daar ook extra geld voor en ik weet niet of daar nou het probleem zit. Ik was laatst op werkbezoek in Eindhoven en bij die universiteit is de opkomst bij verkiezingen 51 procent. Omdat de mensen in de raad bevlogen bezig zijn en het college bijna volledige openheid van zaken verschaft, ook als dat niet hoeft. Medezeggenschapsraad en bestuur nemen elkaar daar volgens mij serieus en dat wordt door studenten opgepikt.”
Behalve medezeggenschap pleiten de studenten voor een goede `student right to know-regeling'. Die moet meer inzicht geven in de kwaliteit en de rendementen van opleidingen. Maar u lijkt op dat punt wat terughoudend.
“De vraag is: wat moet je precies doen? Het klinkt natuurlijk mooi, maar hoe ver ga je? Volgens mij moet je er voor zorgen dat een student de juiste studie kiest. Dan moet hij weten hoe die studie zich precies verhoudt tot andere opleidingen, zonder dat dat nou meteen tot een ranking hoeft te leiden. Dat is aan anderen. Het gaat me er meer om dat studenten weten welke kwaliteit waar wordt geboden. Iedere instelling legt immers andere accenten. We zijn bezig om samen met de koepelorganisaties en de studentenbeweging tot een convenant te komen waarin dit soort zaken wordt geregeld en doen tegelijkertijd iets aan de onnodige bureaucratie op ministerie en instellingen.”
Ook de rechten van de individuele student krijgen een stevige plek in uw voorstellen. Moeten we dan denken aan een ombudsman?
“Ik heb de Raad voor de rechtspraak om advies gevraagd op dit punt. Ik wil de positie van de individuele student sterker maken, maar het moet juridisch wel hout snijden. In combinatie met goede medezeggenschap moet dit er toe leiden dat instellingen scherp blijven.
Zijn er niet meer thema's waar meer landelijke sturing wenselijk is? Onlangs nog heeft u uw zorg uitgesproken over de doorgeschoten onderwijsvernieuwing bij de hogescholen; het competentiegericht leren zou ten koste gaan van de overdracht van vakinhoudelijke kennis. Gaat u ingrijpen?
“Ik zal iets moeten doen. De afgelopen 25 jaar heeft het ministerie de kwaliteitseisen gesteld waaraan het onderwijs moet voldoen. De controle hebben we vooral aan andere partijen overgelaten. Natuurlijk wil ik niet gaan voorschrijven hoe een instelling zijn onderwijs moet geven, maar als je hoort dat op de pabo's nog maar twintig procent van de tijd wordt gevuld door vakdocenten en er voor een groot deel wordt gewerkt met `leren leren' waarvan niemand weet wat het is, en dat bovendien het salaris van docenten op hogescholen wordt teruggeschroefd naar een niveau waarvan je je kunt afvragen of je daar nog wel academici mee binnenhaalt, dan zeg ik: `zeg me dat het niet zo is'. Ik heb daar geen geruststellend antwoord op gekregen. Begrijp me niet verkeerd, ik ben niet tegen competentiegericht leren. Maar als onderwijs alleen nog maar gericht is op ontplooiing en er geen ruimte meer is voor vakinhoudelijke kennis, dan gaat het mis. En kom dan niet aan met het verhaal dat studenten vakinhoud niet leuk vinden. Het hoort er gewoon bij. Ik zou ook het liefst de hele dag over Begeisterung praten, maar ik moet ook door de stapels nota's heen die nu eenmaal een onderdeel zijn van mijn baan. Op het ministerie willen we hier heel snel een duidelijke mening over hebben. Ik weet niet of we daar zelf mee naar buiten gaan treden, maar we leggen onze visie zeker neer bij accreditatieorganisatie NVAO. Die kan daar dan haar toetsing op afstemmen.”
Nog zo'n lastig dilemma, zeker voor een liberaal: je ziet dat veel universitaire bachelors kunnen doorstromen naar de masteropleiding zonder dat ze hun bacheloropleiding hebben voltooid. Dat kan funest zijn voor het tweede keuzemoment. Studenten kiezen uit angst voor tijdgebrek de makkelijke weg van de doorstroommaster en al helemaal niet voor een master in het buitenland.
“Toch vind ik het wel erg heftig om een student toegang tot de doorstroommaster te weigeren als hij een of twee studiepunten mist. Ik ben geneigd om daar enige ruimte te laten, al besef ik dat ik me dan op een hellend vlak begeef. Verbieden lijkt me wat cru, maar ik denk wel dat er afspraken moeten worden gemaakt over de bandbreedte. Want iemand die in de masterfase nog tien studiepunten van de bachelor mist, heeft al een behoorlijke achterstand. Studies moeten natuurlijk niet zo slecht zijn ingericht dat zelfs een uitstekende student niet in drie jaar zijn bachelor haalt. Instellingen hebben de plicht om studeerbare opleidingen aan te bieden en daar worden ze compromisloos op afgerekend.”
Sommige studenten mogen langer over hun studie doen zonder dat ze daarvoor een hoger collegegeld moeten betalen. Mogen de instellingen zelf bepalen hoe lang?
“Deels. We gaan in de wet vastleggen dat de medezeggenschapsraden daar wat over te zeggen krijgen. Het gaat wat mij betreft vooral om studenten die een loodzware bestuursfunctie accepteren. Studenten met een handicap: sowieso een jaar extra want ze mogen niet de dupe worden van een ander bekostigingssysteem. En wat briljante studenten betreft: ik laat het graag aan de instellingen zelf over of ze die extra leerrechten geven.”
HOP, Thijs den Otter
Rutte: `Ik vind het welk erg heftig om een student de toegang tot een doorstroomaster te weigeren als hij een of twee punten mist'.Foto Hans Stakelbeek