Eretitel
We hebben iets nieuws: een universiteitshoogleraar. Twee zelfs. Sinds vandaag mogen de hooggeleerde heren Thomassen en Lohse zich tooien met die eretitel. En daar zijn ze erg blij mee.
Maar hun vreugde begrijpen wij niet zo goed. Wij dachten namelijk dat we er al honderd hadden, van die hoogleraren aan onze universiteit. Een hoogleraar werkt nu eenmaal aan een universiteit, zo bijzonder is dat toch niet? En een ander soort hoogleraar dan een universiteitshoogleraar kennen we niet. Ooit gehoord van een basisschoolhoogleraar?
Een hogere hotelschoolhoogleraar?
Een gemeentereinigingshoogleraar?
Een horecahoogleraar?
Een huis-tuin-en-keuken-hoogleraar?
Een marinevliegkampdekschiphoogleraar?
Wij niet.
En toch krijgen opeens twee van onze honderd universiteitshoogleraren nu een extraatje. Anderhalve ton per jaar, vijf jaar lang. Niet om ze te binden aan de UT, zegt rector Henk Zijm in deze krant. Welnee, gewoon omdat ze goed zijn. En omdat de UT een aantrekkelijke werkgever wil zijn `voor alle werknemers.'
Alle werknemers?
Da's mooi, dat biedt perspectief! Het kan alleen maar een kwestie van tijd zijn voordat ook vertegenwoordigers van andere universitaire functiegroepen een aardig extraatje tegemoet kunnen zien en zich ook kunnen tooien met het fraaie `universiteits'-erevoorvoegsel. Zoals daar zijn:
de universiteitsdocent, de universiteitsschoonmaker, de universiteitsbladjournalist, het universiteitsraadslid, de universiteitsportier, de universiteitscampusgroensnoeier, de universiteitssecretaresse.
Gewoon omdat ze goed zijn.
Thuiswerken
Kent u dat?
U hebt besloten de volgende dag thuis te gaan werken en uw collega's wensen u lacherig en met een vette knipoog `werkse' toe.
U weet wat ze denken.
Die gaat lekker uitslapen, denken ze. Daarna relaxed ontbijten, de hond uit laten, de was ophangen, een boekje lezen, de herhaling van Goede Tijden Slechte Tijden kijken, een soepje opwarmen en consumeren, de tuin wieden, de auto wassen, met de buurman kletsen en dan heel misschien als er nog een uurtje overschiet wat nuttigs doen voor het werk.
Hoewel uit een aantal onderzoeken juist blijkt dat thuiswerkers veel efficiënter werken dan hun op kantoor rondstruinende collega's - denk aan eindeloze gesprekken bij de koffieautomaat, voortdurend telefoongerinkel en langgerekte lunchwandelingen - staan ook veel werkgevers nog huiverig tegenover het principe: ze zijn bang om de controle op hun werknemers te verliezen. Sommige bazen vrezen zelfs een leegloop op kantoor zodra ze iemand toestaan om thuis te gaan werken. `Als straks iedereen dat wil, dan kunnen we de boel hier wel sluiten.'
Tja, ze hebben een punt.
Straks belt de badmeester van het campusbad dat hij een dagje ongestoord thuis wil werken en via een te installeren webcam digitaal toezicht op het zwembad zal houden.
Daarop volgen de kantinedames, de groensnoeiers en de boekhouders die thuis de keuken, de tuin en de administratie bij willen werken.
Of krijgen we `s ochtends vroeg een telefoontje van de schoonmaaksters. `Moet je luisteren, ik werk vandaag een dagje thuis. `t Is hier zo'n bende.'