Deel vier van de serie begint met Huishoudtechnologie. Het boek geeft een duidelijk overzicht van de ontwikkeling en de maatschappelijke gevolgen van verschillende huishoudelijke apparaten. In het begin van de twintigste eeuw had de kachel drie functies: het verwarmen van de woonruimte, het koken van maaltijden en het verhitten van water. Dit betekent dat voor het gros van de bevolking het leven binnenshuis zich in de keuken afspeelde en de rest van het huis grotendeels leegstond. Pas toen er aparte toestellen kwamen voor de verwarming van het huis, werden de overige kamers bewoonbaar. Een fraai verhaal is de ontwikkeling van de magnetron. Philips weigerde een apparaat met een zo hoogstaande apparatuur in de markt te zetten als een eenvoudige opwarmdoos. Binnen het bedrijf heerste een mannencultuur en het bedrijf huurde koks in om met de magnetron te koken. Dit leverde ingewikkelde recepten op, waardoor het bedrijf de potentiÙle markt van huisvrouwen meteen uitgeschakelde. Uiteindelijk werd de magnetron pas populair toen hij gebruikt werd voor het opwarmen van diepvriesmaaltijden.
Het onderdeel Medische Techniek, dat eveneens in deel vier staat, is zeer teleurstellend. De auteur, professor E.S. Houwaart, beperkt zich vrijwel alleen tot de ontwikkeling en toepassing van de r÷ntgenstraling. In het laatste hoofdstuk gaat de auteur kort in op de echografie, maar dat is het dan wel. Geen woord over de ontwikkeling van de kunstnier (uitgevonden door de Nederlander Willem Kolff), de hart-longmachine (eveneens uitgevonden door Kolff), de ontwikkeling die de kunstheup heeft doorgemaakt, de ECG en EEG of andere technieken. De lezer zou bijna denken dat medische techniek hetzelfde is als röntgentechniek.
Het meest recente deel bevat de onderdelen Transport en Communicatie. 'De geschiedenis van transport en het verleden van communicatie zijn met elkaar verbonden,' schrijft Johan Schot. 'Communicatiemiddelen zijn gebruikt om transportstromen in gewenste banen te leiden.' Door dit verband tussen transport en communicatie is deel vijf meer een geheel dan deel vier. In het onderdeel transport staan drie ontwikkelingen centraal: de opmars van de auto, de ontwikkeling van de Rotterdamse haven en die van Schiphol. Schot enzijn medeauteurs laten zien dat de massa niet alleen een auto kocht omdat er voldoende geld was, maar ook omdat de auto al in de jaren dertig was neergezet als symbool van vrijheid en onafhankelijkheid.
Het onderdeel Transport begint met de watersnoodramp in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953. Doordat in de loop van 1 februari alle telefoonverbindingen uitvielen, werd de hulp aan Zeeland een moeilijke zaak. Uiteindelijk zorgden radioamateurs er voor dat er weer contact kwam met de buitenwereld. Deze verbanden die TIN20 steeds weer legt tussen de techniek en de maatschappij maken de boeken verplichte kost voor iedereen die zich met techniek en technologie bezig houdt. De interviews met mensen die daadwerkelijk met de oude technieken hebben gewerkt, vormen nog eens extra krenten in de pap.
Johan Schot (red): Techniek in Nederland in de Twintigste Eeuw, deel 4 (ISBN 90.5730.067.2) en 5 (ISBN 90.5730.068.0). Walburg Pers, Ç39,95 per deel.
In het UT-Nieuws van 29 maart 2001 staat een artikel over het TIN20-project.