Harry van Bommel, Tweede-Kamerlid voor de SP, hield als eerste spreker een vurig pleidooi voor meer overheidsfinanciering van het universitair onderzoek en meer toezicht op het aangaan van contractonderzoek. Hij wees de overheid aan als schuldige van het marketingdenken in de universitaire wereld en werd hierin nauwelijks tegengesproken. Negatieve gevolgen van de inmenging van het bedrijfsleven zijn volgens hem onder meer de 'verschraling van het wetenschappelijk onderzoek' en de 'te grote afhankelijkheid van de geldstroom uit het bedrijfsleven.' Dit zorgt immers alleen maar voor onzekerheid, aldus Van Bommel.
Volgens Peter Apers, lid van het college van bestuur, valt de afhankelijkheid van die derde geldstroom procentueel gezien mee. Wel toonde hij met cijfermateriaal aan dat de overheidsfinanciering van het hoger onderwijs sterk achtergebleven is ten opzichte van andere onderwijsgroepen én ten opzichte van het BNP.
Geert Versteeg, hoogleraar procestechnologie bij Chemische Technologie, maakte duidelijk dat het financieel niet eens mogelijk is om op de UT onderzoek te doen zonder het bedrijfsleven in te schakelen. Hij stelde echter 'geen contractonderzoek, maar contactonderzoek' voor. Vanuit die optiek zit de universiteit in de driving seat en is het bedrijf er alleen voor de sponsoring. Verder wilde hij helemaal af van de output-financiering, waarbij een vakgroep financieel beloond wordt naar output, in casu promoties. 'Een geslaagde 'output' levert f 250.000 op. Een andere output telt niet,' aldus Versteeg.
Het contractonderzoek mag wat hem worden afgeschaft: 'Het remt de wetenschappelijke output, het levert financieel niets op en het devalueert je reputatie doordat je minder publiceert.' Hij concludeerde: 'De output-financiering moet afgeschaft worden en wat mij betreft hebben we over vijf jaar het Amerikaans model.' Hiermee doelde Versteeg op de discussie over het undergraduate-graduate systeem. Het idee hierbij is dat de undergraduate opleiding, ook wel de 'bachelor' genoemd, grote aantallen studenten naar de universiteit moet gaan trekken, net als in Amerika. Het merendeel zal na drie jaar voor de leasebak kiezen en alleen de gedreven wetenschappers blijven over voor de master, een vervolg van een tot twee jaar.
'Hierin zit hem nu juist de kneep waarom het BaMa-model zal mislukken', aldus iemand uit de zaal. 'De maatschappelijke status van de Bachelor wordt te laag en iedereen gaat voor de Master.' De persoon in kwestie voorzag een versmelting tussen Bachelor en het HBO. Maar ook hierover waren de meningen weer eens heerlijk verdeeld.