Vorige week legde bestuurskundehoogleraar Romke van der Veen met onmiddellijke ingang zijn werkzaamheden als WD van het BBT-instituut IGS neer. Hij deed dat uit onvrede over de volgens hem steeds wijzigende spelregels en vertraagde besluitvorming in het universitair managementteam rond de uitbreiding en financiering van zijn instituut.
Van der Linden ontkent dat er een verband bestaat tussen zijn vertrek en dat van Van der Veen. 'Ik was zeer verbaasd toen ik dat vorige week in het UT-Nieuws las. We zijn geheel onafhankelijk van elkaar kennelijk tot dezelfde conclusie gekomen. Misschien voor een deel op dezelfde gronden.'
Ook Van der Linden, formeel 'slechts' kandidaat-wd, struikelde over een 'sloom en lang' besluitvormingsproces in het umt, waarin 'steeds nieuwe inzichten' doorbreken en 'steeds nieuwe eisen' aan het opgestelde instituutsplein worden gesteld. 'Bovendien was er in het umt afgesproken dat er al dit jaar geld zou zijn voor het IBR, maar dat is er opeens niet meer. En wat mij persoonlijk steekt: ik heb vorig jaar een sollicitatiebrief gestuurd voor het wd-schap en vervolgens nooit meer wat gehoord. Ondertussen mag ik wel het werk doen en de kar trekken.'
Dat er in bestuurlijke kring gedacht wordt aan het samen laten gaan van IBR en IGS verbaast Van der Linden zeer: 'Dat heb ik in de krant gelezen.' Maar dat het IBR er uiteindelijk komt, daar twijfelt Van der Linden niet aan. 'Dat instituut moet er komen. En er ligt ook al een positief advies van de wetenschappelijke raad. Maar ik heb geen zin meer in het getouwtrek, het papierwerk en de wisselende spelregels. Ik zit in de mooie jaren van m'n leven en besteed mijn tijd nu liever aan dingen die ik belangrijker vind; een mooi plan schrijven voor een derdegeldstroomproject bijvoorbeeld.'
Interim-decaan Lieteke van Vucht Tijssen van Gedragswetenschappen betreurt het vertrek van Van der Linden. 'Wim heeft een belangrijk aandeel gehad in het tot stand komen van het plan voor het IBR. We zullen zijn leidende capaciteiten missen bij de verdere vormgeving van het IBR,' aldus de decaan. Van Vucht Tijssen voegt daaraan toe dat ze niet de indruk heeft dat het op de UT voorde maatschappij- en gedragswetenschappelijke instituten moeilijker is om een voet aan de grond te krijgen. 'De kansen liggen er wel degelijk.' Dat het van de grond tillen van het IBR kennelijk een zaak van lange adem is, ontkent ze niet: 'Maar bestuurlijk heb je dat wel vaker nodig.' Ook aan de veelbesproken 'wisselende spelregels', waarover de twee wd's lijken te zijn gestruikeld, tilt zij minder zwaar: 'Het CvB heeft zich volgens mij bij de behandeling van de plannen voor IGS, IBR en Impact correct aan de regels gehouden. Hoogstens zijn er bepaalde punten multi-interpretabel, zoals de beschikbaarheid van een budget voor 2003. Maar intussen faciliteren wij het IBR al wel vanuit de faculteit en hebben we toestemming van het college om een aantal zaken voor te financieren.'
Van Vucht neemt nu zelf de regie in handen om de oprichting van het IBR tot een goed einde te brengen. 'Er ligt een goed en inhoudelijk interessant plan. Dat moet nog aangevuld worden met een aantal dingen waar de universiteitsraad om gevraagd heeft. Daar ga ik nu samen met de staf en het managementteam mee aan de slag.'
Wim van der Linden
![]()