Hij schrikt zich een ongeluk. De helwitte gevels van de gerenoveerde studentenflats aan de Calslaan blinken in de voorjaarszon. Het doet pijn aan zijn ogen als Maarten van Wensveen zijn creaties van weleer bekijkt. 'Ik word hier wel verdrietig van.'
De kwieke 77-jarige architect in ruste moet even van de schrik bekomen, bij een broodje brie in het Theatercafé van de Vrijhof. 'Kijk,' doceert hij, 'in de architectuur werk je of met een samenstel van horizontale en verticale vlakken, of je kiest voor monolithische bouw: een gesloten vorm waar je als het ware gaten in snijdt. Mijn ontwerp was een samenstel, en daar hebben ze nu gesloten vlakken tegenaan gezet. Ja, daar schrik ik van.'
Voor het eerst na 35 jaar is Van Wensveen, op uitnodiging van UT-Nieuws, een dagje terug op de campus. 'Normaal gesproken heb ik er niet zo'n behoefte aan om mijn oude gebouwen terug te zien, maar dit was toch wel een heel bijzonder project. In '65 begon ik mijn eigen architectenbureau en de bouw van die woningen op de campus, nog geen twee jaar later, was mijn eerste grote klus.' Van zijn hand zijn ook de personeelswoningen aan de Drienerbeekweg, die hij nog redelijk in de oude staat aantreft. Vooral de garages op de kopse kant van de huizen noemt hij een vondst. 'Jammer van die parallelweg langs de Hengelosestraat. Die gaat wel erg dicht langs de huizen'.
Van Wensveen treedt in 1963 in dienst bij het gerenommeerde architectenbureau van Van Tijen, die dan samen met zijn collega Van Embden (goed voor het ontwerp van de TH Eindhoven) volop bezig is met het structuurplan van de gloednieuwe Technische Hogeschool Twente. Vanuit de kraamkamer van de eerste campusgebouwen ontwikkelt Van Wensveen zich tot zelfstandig architect: in '64 neemt hij deel aan de prijsvraag voor het ontwerp van de 'vierde tranche' studentenhuisvesting aan de Calslaan', in de volksmond 'Calslaan-nieuw'. Hij wint de tweede prijs (de prijsuitreiking is op 18 juli 1964 op de televisie te zien) en mag zijn plan uitvoeren, omdat het winnende ontwerp van concurrent T. Hazewinkel niet op de Calslaan-locatie blijkt te passen en bovendien te duur is. Hazewinkels ontwerp wordt in een zwaar aangepaste vorm (waarmee hij volgens Van Wensveen 'nog geen tiende prijs' gewonnen zou hebben), een eindje verder op de campus uitgevoerd.
De eerste blik - nog vanuit de auto - op Van Wensveens vroege geesteskind pakt dus niet onverdeeld positief uit, althans wat de gerenoveerde behuizing betreft. 'In de bouwwereld is het goed gebruik om uit hoffelijkheid de oorspronkelijke architect op zijn minst te informeren over een ingreep in zijn oorspronkelijke ontwerp. Over de auteursrechtelijke kwestie heb ik het dan nog niet eens. Als ik op mijn strepen zou gaan staan ... Dat doe ik niet, maar het maakt me wel verdrietig.'
Maar na het broodje en een bekertje karnemelk is de krasse ontwerper toch klaar voor de confrontatie. Onderweg naar de Calslaan valt Van Wensveens oog op de 'torenflat' naast de tennisbanen. 'Die is ook van mij. Heb ik getekend toen ik nog bij Van Tijen zat. Twee kleine woningen per verdieping, voor ongehuwde stafleden. Die plek had Van Tijen gekozen: de flat moest daar staan als 'teken van leven in de bosrand.' De hele intentie van de architectuur op de campus was in het begin ook dat de bebouwing terughoudend moest zijn, het groen moest spreken. Grijs wasde gangbare steen. Totdat Pieter Blom als volstrekt solistische Amsterdammer met z'n Bastille kwam en gekleurde bakstenen gebruikte. Dat was nogal revolutionair in die tijd, ja.
'Wat ze nu voor kleuren op mijn flat hebben gesmeerd, dat kan echt niet. Er zat een prachtig spel van licht en donker in het gebouw, maar dat geel maakt dat nu helemaal kapot. Er zit geen bescheidenheid meer in. Heel erg jammer.'
De niet-gerenoveerde studentenflats van Calslaan-nieuw fleuren het gemoed van de architect weer wat op. Van Wensveen heeft de oorspronkelijke bouwtekening bij zich en wijst op het ritme, de herhaling en de verspringende blokken waaruit zijn split-level woningen zijn opgebouwd. Het enige ronde element in het plan is een stenen ring in het centrum, bedoeld als vuurplaats. Jarenlang deed het 'pyromanicum', zoals het later ging heten, als zodanig dienst. Nu is het een plantsoentje en verbranden de Calslaan-bewoners hun overtollige huisraad gewoon op straat. Ook zonder tekening staan Van Wensveen nog heel veel details scherp voor de geest. 'Natuurlijk, zo'n plan komt voort uit jezelf en dus staat het in je geheugen gegrift. Ik heb er kort en intensief aan gewerkt. Op het laatst begon het pakket van eisen gewoon tegen me te praten: doe dit, doe dat. In een paar weken was het af.'
De architect loopt keurend om de flats aan de Calslaan heen. Ontdekt hier en daar een afwijkende kleur verf, ziet de terrassen rond de woningen tot zijn genoegen volop in bedrijf en kijkt met voldoening naar de volgroeide bomen die nog volgens zijn aanwijzingen zijn geplant. Een willekeurige woongroep gunt de historische passant een kijkje in hun keuken en kamers. 'Vroeger heetten deze woningen de Van Wensveenflats. Is dat nog zo?' vraagt de architect. De naam blijkt al ruim voor het aantreden van de huidige bewoners uitgestorven te zijn. Maar in de keuken stuit de architect nog op de authentieke door hem ontworpen houten keukenkastjes. 'Ja, iedereen heeft z'n eigen exemplaar,' bevestigt een bewoner. 'Elk jaar halen we die eraf en geven we ze een nieuwe kleur.'
Van Wensveen werkt zich tussen de bierkrattorens en wasrekken naar het trappenhuis en glundert. 'Dit is fantastisch,' lacht hij hardop, zichtbaar ingenomen met de levendige taferelen in het binnenste van zijn creatie. Verbaasd reageren de bewoners op het verhaal dat de verschillen in kamergrootte in hun flat voortkomen uit het feit dat er in het plan rekening was gehouden met de mogelijkheid om aan twee gehuwde studenten drie kamers toe te wijzen (een woonkamer, werkkamer en slaapkamer). Maar die bedoeling kwam niet uit de verf: elders op de campus verrezen gehuwdenflats. Het verschil in vierkante meters per kamer wordt door de huidige bewoners opgelost met een intern doorschuifsysteem naar woonanciënniteit: de langstwonende krijgt de meeste meters.
Na wat heen en weer gepraat moet het er toch maar van komen: een bezoekje aan de gerenoveerde Van Wensveenflats; de stralend witte gevels, waarachter het grootste deel van de oorspronkelijke split-level-systematiek is verdwenen en de units verkleind zijn van 20 naar 17 kamers. Of de renovatie wordt doorgetrokken naar alle Van Wensveenflats is de vraag, slopen lijkt meer kans te maken. Maar het zal nog jaren duren voordat die operatie begint.
Van Wensveen haalt eens diep adem. Bij de voordeur gaat het al mis: langs het huis ligt een met grind gevulde mini-tankgracht in plaats van terrassen. 'Zo'n goot, daar doe je toch niks mee? Een terras, daar hebben ze tenminste iets aan,' moppert Van Wensveen. 'En moet je dit zien: carara-marmer in de hal! Dat is toch niet studentikoos ...'
De ontvangst van de verraste bewoners is gastvrij, maar de architect is teleurgesteld. 'Nee, dit is vlees noch vis. Weten jullie wie dit gedaanheeft,' klinkt het even heel dreigend. 'Dit had de universiteit ook anders op kunnen lossen. Ik had ze wel wat tips willen geven. Dat was nog veel goedkoper geweest ook.' Hij klimt langs de steile trap naar boven, maar keert snel om. Met afschuw beziet hij de krappe woonsituatie in de nok waar een touw is bevestigd als vluchtweg in geval van brand.
Van Wensveen: 'Ik ben nu op een leeftijd dat er her en der in Nederland alweer gebouwen van mij worden afgebroken. Soms is dat ook beter dan ze te verprutsen met een verbouwing.'
Een tochtje over de campus laat Van Wensveen niet onberoerd. 'Ik werkte hier toen de campus een grote bouwput was. Voor de bouw van mijn flats moest het bos nog worden gekapt.' Maar hij zet alles nog vrij gemakkelijk op z'n plaats. Zoals het Paviljoen (1964), half verscholen in het bos, vlak bij de hoofdingang van de campus. 'Van Stigt, prachtig gebouw.' Schrikt van de sporen die de zware brand van november 2002 heeft nagelaten. Het TW/RC-gebouw noemt hij heel eigenzinnig voor die tijd (beginjaren zeventig). Nee, met de architect, Heijdenrijk, had hij geen contact, laat staan met de andere ontwerpers. 'Ieder werkte voor zichzelf. Je kende ze natuurlijk wel en de een lag je wat meer dan de ander.' Vooral met Herman Haan kon hij goed door één deur. Haan was onder meer de bouwer van het Sportcentrum, de patiowoningen, meisjeshuisvesting (later omgebouwd tot logiesaccomodatie Logica), mastaba's en pyramiden.
'God, staan die Hallen er ook nog steeds?', roept hij uit als hij hoort dat de UT van plan is haar onderzoek- en onderwijsactiviteiten te concentreren in het gebied dat wordt omsloten door de gebouwen van CT, WB en Hal D. 'Interessant. Hoogstad? Ja die ken ik heel goed. Ook een Rotterdammer.' Het Torentje van Drienerlo in de vijver voor de Vrijhof, eind jaren zeventig bedacht door Wim T. Schippers vindt hij een monstrum. 'Hoe dat in vredesnaam heeft kunnen gebeuren. Het is een belediging voor deze universiteit.'
Met een bezoek aan de Bastille, die in een jaar tijd na veel hak-en breekwerk een totaal ander interieur kreeg, sluit Van Wensveen zijn dag af. Bouwcoördinator Jaap Nieuwenhuijse, die na de HTS, aan de UT afstudeerde, praat hem bij. Met instemming hoort hij dat de zoon van Pieter Blom, ook architect, bij de verbouwingsplannen was betrokken. Dat was ook het geval bij de renovatie van de Boerderij tot gastenrestaurant, waarvan de voltooiing nog wel even zal duren. Blom verbouwde al in 1964 de toen nog Twentse boerderij tot tijdelijke mensa. 'Historisch georiënteerde nieuwbouw,' was het eigenlijk, weet ook Van Wensveen.
In de nieuwe Bastille voelt hij zich weer even in zijn element. Het gonst er nog van de bouwactiviteiten die hun afronding naderen. Eind maart moet het pand worden opgeleverd. De gifgroene glazen pui en het atrium noemt hij een mooie vondst. Binnen herkent hij nog diverse details. 'Hé, dat is echt Blom!' roept hij in de nagenoeg onaangetaste Sociëteitsbar. 'Dat gekleurde glas, die vlakken .... Typisch Amsterdamse school. Tja, persoonlijk vind ik het niks, die stijl, maar dat doet er niet toe: hartstikke leuk dat jullie dit in authentieke staat bewaren. Prima zo!'
Menno van Duuren en Bert Groenman
'De intentie van de architectuur op de campus was in het begin: terughoudendheid. Het groen moest spreken en grijs was de gangbare steen.'
Van Wensveen en zijn oorspronkelijke ontwerp. 'Zo'n plan komt voort uit jezelf en staat dus in je geheugen gegrift.'