Geen belangstelling? Afschaffen!

| Redactie

P.M. Groot hekelde in de editie van 20 februari de (on)bereidheid van collega's om zitting te nemen in één van de medezeggenschapsraden. Volgens hem is het kwalijk dat we daardoor niets te kiezen hebben. Ik ben het met hem eens, maar zou nog een stap verder willen gaan: het is kwalijk dat bijna niemand meer de moeite neemt om te kiezen. Zonder de (passieve) belangstelling van kiezers hoeven we geen (actieve) belangstelling van vertegenwoordigers te verwachten.

We zitten in een neerwaartse spiraal: er is te weinig belangstelling voor het werk dat de medezeggenschap doet; daardoor is er al helemaal geen belangstelling voor de posities in de verschillende raden; daardoor bestaan die raden vaak al jaren uit dezelfde elite die steeds onzichtbaarder wordt; en dus neemt de belangstelling voor wat de medezeggenschap doet nog verder af.

Die spiraal kan op twee manieren worden doorbroken: door een frisse start met nieuwe mensen of door de kiezers meer te mobiliseren. De eerste manier lijkt me geen realistische. Laten we eerlijk zijn, wie gaat zo'n initiatief nemen? Maar ook het mobiliseren van de kiezers wordt lastig. Bij de vorige verkiezingen voor de Universiteitsraad, in tijden van reorganisaties, facultaire herindelingen en kantelingen, was de opkomst immers lager dan ooit.

Daarom stel ik voor dat bij 10 procent opkomst slechts 20 procent van de beschikbare zetels wordt ingevuld, bij 20 procent opkomst 40 procent van de zetels, enzovoorts. Wie belangstelling toont mag medezeggenschap uitoefenen. Wie ongeïnteresseerd toekijkt mag niet meedoen.

De medezeggenschap is een vertegenwoordiging van de kiezers, geen instituut op zich. Als de kiezers geen belangstelling hebben, dan moet de medezeggenschap maar worden afgebouwd. En dan valt er op termijn vast wel weer iets te kiezen.

Maarten Gescher,

medewerker CSBB


Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.