Uit het lood

| Redactie

Maak een film van een wandelend mens. Zet het beeld stil. En wat u ziet is een mens staande op één been. Buitenaardse wezens die alleen dit beeld kennen, zouden kunnen denken dat dit normaal is. Dat mensen altijd op één been staan. Dat dat zo bedoeld is. Ze zullen gefascineerd van ons raken. Verwonderd over die koddige wezens die zo kunstig op één been staan. Met hun voet nieteens onder hun zwaartepunt! Maar wij, ervaringsdes­kundigen, wij weten beter. Als we stilstaan op één been, vallen we om. Onze benen zijn alleen geschikt om erop te lopen.

Bewogen

Het leven kent geen stilstand. Er is leven bij gratie van de beweging. Vanaf macro-niveau: de aarde draait. Tot op micro-niveau: cellen splitsen en sterven af. Individuen worden geboren en gaan weer dood. Soorten komen en soorten gaan. Niets en niemand is belangrijk genoeg om er te zijn. Maar alles en iedereen verdient het te passeren. De stad waarin u woont is geen verzameling gebouwen. De stad is een plaats waar wordt gebouwd en afgebroken. Wij zijn passanten in een ontwikkeling waarvan alleen God weet dat ze geen eindpunt heeft.

Wij zijn passanten. Maar eigenlijk willen we geen passanten zijn. Wij denken beter te weten dan de motor achter de ontwikkeling. Wij hebben namelijk wel een eindpunt voor ogen. Een heilstaat, met ons als middelpunt. Daarom kijken we neer op alles wat beweegt (ontwikkelingslanden) en verheerlijken we alles wat stilstaat (de ontwikkelde wereld).

De bron van dit bekrompen ideaal ligt in de werking van onze herse­nen. Daarin slaan we de beelden op die via onze netvliezen binnenkomen. Stilstaande beelden die onze wereld beschrijven zoals die er op enig moment uitzag. En blijkbaar zijn we niet altijd in staat om deze beelden als een film af te draaien. Daardoor ontgaat ons de ontwikkeling. Als naïeve marsmanne­tjes verheerlijken we vervolgens het onbestaanbare. Oma mag niet dood. De walvis moet altijd blijven zwemmen. En onze horizon mag niet veranderen. Met veel passie proberen we deze idealen te verwezenlijken. Steeds weer zetten we de mens stil op één been. En telkens weer zijn we verbaasd als ie dan omlazert.

Nee, ik rouw niet om de dood van prins Bernhard. Hij was een schitterende kerel, die een bewogen leven leefde. En zo hoort het. Maar zijn tijd was gekomen. En hij trof het; hij stierf op een wijze die ik mijn beste vrienden toewens. (Of is dat niet meer toegestaan?) Nee, ik zie geen reden tot verdriet. Eerder tot vreugde en dankbaarheid. De prins is dood; leve het leven. En dat verklaart dan meteen mijn eerste reactie bij het vernemen van zijn overlijden. Ik las het nieuws op teletekst en dacht: Zo, en mogen nu dan eindelijk de olifanten uitsterven?


Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.