Frans,
Het grootste gedeelte van ons bestuurlijk bezig zijn in Enschede hebben wij in, nagenoeg, dezelfde tijdsperiode beleefd.
Geketend aan respectievelijk universiteit en stad (jij overigens in goud en ik slechts in bescheiden zilver) hebben onze paden zich vaak gekruist. En het aardige is dat als wij elkaar op die kruisingen tegenkwamen er ook altijd sprake was van een echte ontmoeting.
Ik beschrijf er drie.
-Op zoek naar ons toekomstperspectief had het gemeentebestuur ook jou gevraagd aan het debat over dat onderwerp mee te doen. Tot grote schrik van heel de verzamelde menigte, waaronder veel plaatselijke politici en bestuurders, poneerde je frank en vrij, zoals steeds, de stelling dat het goed zou zijn voor stad en universiteit als wij eens wat meer, mooie, woningen midden in het groen zouden gaan bouwen. `Niet bang zijn, niet zeuren, gewoon doen en waarom niet?' was je boodschap.
Een steen had niet harder in een stille vijver kunnen vallen. Wat je voorgesteld hebt is niet overgenomen. Maar dankbaar was en ben ik je wel. De discussie kreeg, na jouw interventie, plots een andere kleur. En de oplossingsrichtingen die gekozen werden ook. En daar was het tenslotte allemaal om begonnen.
-Ooit, vóór de vuurwerkramp, sloten universiteit en gemeente een convenant waarin vastgelegd werd in welk tempo het college van bestuur van de universiteit milieu- en arboproblematiek van bestaande gebouwen zou aanpakken. Ik zeg met opzet: voor de vuurwerkramp tot stand gekomen. Zo'n convenant zou daarna ondenkbaar zijn geweest. Dat convenant hebben rector en burgemeester in roerende overeenstemming te pas en te onpas, (maar meestal te pas) gebruikt om `Den Haag' duidelijk te maken dat er snel geld naar Twente moest komen. `Want anders zal de burgemeester gedwongen zijn een aantal gebouwen te sluiten' zei jij dan. `En dat is toch echt ondenkbaar' vulde ik dan aan. Ik heb er van genoten.
-Elke keer dat het college van burgemeester en wethouders en het college van bestuur van de Universiteit Twente bijeenkwamen, opende jij, steevast, met de vraag `En hoe zit het met de Zalmsnip?' Eigenlijk vonden wij het een beetje gezeur om niks, maar ik weet dat je bedoelingen veel verder reikten: aandacht vragen voor het fenomeen `student in Enschede'. En dat was je opdracht. Ook de mijne trouwens.
Ik zal je missen!
Jan Mans, burgemeester Enschede