De visitatie van de QANU (Quality Assurance Netherlands Universities, voorheen afdeling Kwaliteitszorg van de VSNU) betrof acht universiteiten: die van Eindhoven, Nijmegen, Maastricht, Amsterdam, Utrecht, Groningen en Twente en de Vrije Universiteit. Leiden en Delft maakten geen deel uit van de visitatie.
Op de UT bezocht de visistatiecommissie het CTIT, waar het informatica-onderzoek is ondergebracht in verschillende groepen. De beoordeelaars zijn goed te spreken over het instituut. `Het instituut is ambiteus bezig om een leidersrol op onderzoekgebied in Nederland te verwerven en beschikt over een dynamisch management (...). CTIT is sterk op bepaalde gebieden en heeft een duidelijke internationale reputatie.' Als kritische noot merkt de commissie op dat de UT in een constant proces zit van reorganisaties. Administratieve overload zal moeten minderen. Ander zwak punt noemt de commissie dat de staf matig op de hoogte is van onderzoeksregels en weinig betrokken is bij besluitvorming. De verschillende onderzoeksgroepen binnen CTIT kregen een beoordeling varierend van satisfactory tot excellent.
De commissie verklaart het Nederlands universitaire succes uit de traditioneel goede samenwerking van informatica met wiskunde en logica. Ze ziet een toename van het toegepast onderzoek, zoals de ontwikkeling van informatiesystemen. Er is ook meer aandacht voor interdisciplinaire zaken, zoals bio-informatica.
Verder zijn de beoordelaars goed te spreken over de verbeterde financiële mogelijkheden, zoals de verdubbeling van subsidie van onderzoeksfinancier NWO en de beschikbaarheid van speciale fondsen. De Nederlandse onderzoekers zijn veelal `erg gemotiveerd en toegewijd'. De commissie spreekt van `erg indrukwekkende groepen die competitief zijn op internationaal niveau'.
Verder zou het toegepast onderzoek ook moeten worden ontwikkeld op universiteiten met een theoretische traditie. Daar zou de innovatie in de industrie mee gediend zijn. Een bekend probleem is het `dramatisch' teruglopende aantal Nederlandse studenten in computerwetenschappen. Dat betekent een bedreiging voor de toekomst van de Nederlandse kenniseconomie. Het toenemend aantal buitenlandse studenten biedt geen soelaas, omdat zij meestal weer naar eigen land terugkeren. De commissie dringt er daarom op aan dat de informatica-studies `zichzelf opnieuw uitvinden' om aantrekkelijker te worden.