Studenten kunnen niet rondkomen van hun studiebeurs. Uitwonende studenten komen per maand meer dan 350 gulden te kort, thuiswonenden zo'n 120 gulden. Dat zegt het Interstedelijk Studenten Overleg.
Het ISO zette in het afgelopen zaterdag verschenen rapport `Pieken en dalen' op een rijtje welke uitgaven een student moet doen en kwam op een bedrag van 1550 gulden per maand, voor een gemiddelde uitwonende student. Het ministerie van Onderwijs gaat ervan uit dat zo'n student van 1180 gulden kan rondkomen. Dat is dan ook het maximale bedrag dat een student per maand aan basisbeurs, aanvullende beurs en lening kan krijgen. Een thuiswonende student krijgt van het ministerie 850 gulden, terwijl die volgens het ISO 970 gulden nodig heeft. De te lage beursbedragen dwingen studenten volgens het ISO tot onverantwoorde bezuinigingen of tot bijverdienen met allerlei baantjes. 'Studenten moeten kiezen tussen de kwaliteit van leven en de kwaliteit van de studie', zegt ISO-voorzitter Maarten Stienen. Volgens hem bewijzen de bedragen waarvan het ministerie uitgaat dat minister Ritzen 'al jaren niet meer in een supermarkt is geweest.'
Het grootste verschil tussen de standaardbedragen van Ritzen en de schattingen van het ISO zit in de kosten voor levensonderhoud. De bedragen van het ministerie zijn gebaseerd op een uitgave van 824 gulden per maand voor deze post, het ISO denkt dat (uitwonende) studenten ten minste 1120 gulden nodig hebben. De studentenorganisatie beroept zich onder meer op richtlijnen van het instituut voor budgetvoorlichting NIBUD en op een kleine eigen enquête onder vijftig studenten. Op grond daarvan reserveert het ISO bij voorbeeld bijna 400 gulden voor huur en dergelijke, 250 gulden voor voeding en 90 gulden voor `zakgeld'.
Ondanks de OV-studentenkaart moet ook een bedrag uitgetrokken worden voor reiskosten, vindt het ISO. Een student reist immers ook wel eens op tijden dat die kaart niet geldig is en ook een fiets kost geld.
