Chemische Technologie scoort bij visitatie

| Redactie

Het wetenschappelijk onderzoek van de Twentse faculteit Chemische Technologie staat er prima voor. De meeste CT-vakgroepen hebben een uitstekende internationale reputatie. Kwalitatief middelmatige groepen zijn er amper bij. Dat staat in het eindrapport van de internationale beoordelingscommissie die voor de VSNU voor de eerste keer al het chemisch onderzoek in Nederland evalueerde. Het rapport werd dinsdag gepresenteerd.

Het chemisch (technologisch) onderzoek aan de Nederlandse universiteiten is volgens de commissie in het algemeen van goede kwaliteit. Ook de productiviteit, relevantie en toekomstperspectieven van het onderzoek zijn goed. Van de honderdzestig onderzoeksgroepen krijgen zestien op al deze criteria het predikaat excellent. Slechts zes groepen scoren onvoldoende. De helft van die zes is te vinden aan de Technische Universiteit Delft.

Op de ranglijst van chemisch en chemisch technologisch onderzoek scoort de relatief kleine Nijmeegse faculteit het best met gemiddeld 9,0. Twente is goede tweede met 8,6. Daarna volgen Groningen (8,3), Utrecht (8,2), Amsterdam (8,0), Leiden (7,9), Eindhoven (7,9), Vrije Universiteit Amsterdam (7,6), Wageningen (7,4) en ten slotte Delft (7,0). De rapportcijfers zijn facultaire gemiddelden op basis van de kwaliteitsoordelen van de commissie per onderzoeksgroep, gewogen naar omvang van de groep.

De beoordelingscommissie concludeert in haar rapport dat de meeste onderzoeksgroepen ook internationaal aardig aan de weg timmeren. Nederlandse chemici publiceren veel in internationale tijdschriften en hebben daardoor bovengemiddelde invloed. Blijkens het turfwerk van de commissie worden vooral de Twentse onderzoekers internationaal veel geciteerd.

Lof heeft de commissie voor de goede samenwerking van de meeste onderzoeksgroepen met de chemische industrie. Volgens de commissie mag de samenwerking nog verder gaan. Zo zou de industrie lacunes in het fundamenteel onderzoek kunnen gaan aanwijzen. Maar de commissie is tegen te veel invloed van het bedrijfsleven op universitair onderzoek. Dat zou ertoe zou leiden dat toegepast onderzoek fundamenteel onderzoek gaat verdringen.

Ook is de beoordelingscommissie nogal enthousiast over het fenomeen van de onderzoeksscholen. Deze zouden de onderlinge samenwerking tussen onderzoeksgroepen, faculteiten en universiteiten flink hebben bevorderd. Het onderwijs voor afgestudeerden en promovendi is daardoor verbeterd.

Op twee punten spreekt de visitatiecommissie zorg uit. Zo gaat de afname van de instroom van studenten nog steeds door (overigens een algemeen West-Europees verschijnsel). De commissie vreest dat dit leidt tot bezuinigingen en mogelijk kwaliteitsverlies. Daarnaast vindt de commissie de zwenkingen in het wetenschapsbeleid zorgwekkend, aangezien ze leiden tot onzekerheid en zelfs onverschilligheid bij wetenschappers.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.