De VSNU-commissie beoordeelde het onderzoek van de elf CT-vakgroepen op kwaliteit, productiviteit, relevantie en toekomstperspectief. De vakgroep Supramoleculaire Chemie en Technologie (Reinhoudt) krijgt de mooiste beoordeling (vier keer excellent). Ook Proceskunde (Van Swaaij), Industriële Produkten en Processen (Westerterp) en Membraantechnologie (Strathmann) kunnen tevreden zijn (twee maal excellent, twee maal goed).
Over Materiaalkunde en Technologie van Polymeren (Vansco), Polymeerchemie en Biomaterialen (Feijen), Anorganische Materiaalkunde (Verweij) en, in mindere mate, Katalytische Processen en Materialen (Lercher), Chemische Analyse (Van der Linden) en Chemische Fysica (Briels) is de VSNU-commissie ook te spreken. Alleen de groep Fysische Scheidingen (Reith) valt met drie voldoendes en één onvoldoende (productiviteit) uit de toon.
De beoordelingscommissie constateert goedkeurend dat de faculteit CT zich alleen op hoofdlijnen met het onderzoek bemoeit. Het onderzoeksbeleid wordt grotendeels overgelaten aan de vakgroepen en de onderzoekscholen waarin deze participeren. 'De hoge kwaliteit van het facultaire onderzoek suggereert dat dit een goed beleid is', aldus de commissie.
'Onder de indruk' toont de commissie zich ook van het 'sterke' en 'schijnbaar efficiënte' financiële management. De lump sum-financiering geeft de vakgroepen de nodige vrijheid en houdt bureaucratie tot een minimum beperkt. De commissie prijst het feit dat bij tijdelijk vacante leerstoelen de middelen voor de groep in kwestie beschikbaar blijven. Ook looft men het met premies stimuleren van het aantrekken van externe inkomsten.
Faculteitsdecaan prof.dr. W. van der Linden zegt 'tevreden' te zijn met de uitkomsten van het beoordelingsrapport. De specifieke beoordeling van de verschillende vakgroepen strookt volgens hem goed met de communis opinio onder onderzoekers zelf. Van der Linden merkt verder op dat Twente van de drie TU's ruimschoots de beste performance heeft ('en dat met naar verhouding weinig wetenschappelijke staf'). Dat van de zestien excellente onderzoeksgroepen (groepen die viermaal het predikaat excellent in de wacht sleepten) er maar één in Twente zit, verbaast hem wel.
'De meeste van die zestien excellente groepen zijn (bio)chemische groepen. Mijn indruk is dat het rapport de pure chemie hoger waardeert dan de chemische technologie, misschien als gevolg van de samenstelling van de commissie. Ik vind dat niet terecht. Een excellente groep als Proceskunde komt daardoor niet helemaal uit de verf', aldus Van der Linden.
Onderzoekdecaan dr. B. Nieuwenhuijse deelt de mening van Van der Linden. 'Het is net alsof de commissieleden die de chemische technologie hebben beoordeeld strenger in de leer zijn geweest dan de commissieleden die de pure chemie hebben bekeken. Maar we weten niet hoe precies genormeerd is, noch hoe deze oordelen persoonsonafhankelijk gemaakt worden.'
Volgens Nieuwenhuijse mag CT op basis van het rapport vertrouwen dat men op de goede weg zit. 'Het doet me bijvoorbeeld goed dat ons onderzoekkwaliteitsmanagement door vakgenoten zo positief is beoordeeld. Het College van Bestuur heeft ons in het kader van de dynamisering onderzoek wel eens gezegd dat we veel duidelijker moeten aangeven wat we willen.'
De faculteit zal de uitkomsten van het beoordelingsrapport volgens Nieuwenhuijse zeker gaan gebruiken in het bilateraal overleg met de vakgroepen.Ten aanzien van de zwakste vakgroep, Fysische Scheidingen, stelt Nieuwenhuijse: 'Daar zit een goed verhaal achter.' De groep is na een overgangsperiode sinds kort onder een nieuwe hoogleraar weer op orde.
