'Snel' kost minister al vier jaar

| Redactie

Jo Ritzen kan goed boekhouden, dat is alom bekend. Maar als hij vier jaar geleden zijn gedachten óók even had laten gaan over de regels van de wet, dan had de minister zijn wens om te schuiven met universitair onderzoeksgeld al lang verwerkelijkt. Nu moet hij zich het hoofd breken over boekhoudkundige trucs en andere spitsvondigheden. Ruim vier jaar geleden besloot minister Ritzen vier jonge unive

Jo Ritzen kan goed boekhouden, dat is alom bekend. Maar als hij vier jaar geleden zijn gedachten óók even had laten gaan over de regels van de wet, dan had de minister zijn wens om te schuiven met universitair onderzoeksgeld al lang verwerkelijkt. Nu moet hij zich het hoofd breken over boekhoudkundige trucs en andere spitsvondigheden.

Ruim vier jaar geleden besloot minister Ritzen vier jonge universiteiten (Rotterdam, Tilburg, Maastricht, Twente) extra onderzoeksgeld te geven. De historisch gegroeide omvang van hun onderzoeksbudget liep achter bij hun studentenaantal, en dat wilde hij recht zetten. Het geld dat daarvoor nodig was, haalde hij weg bij de acht andere universiteiten.

Simpel, zo leek het. Want als minister had Ritzen zeggenschap over het geld van de universiteiten. Maar dan moest hij zich wel aan de regels van de wet houden. Dat betekende dat hij zijn plan moest aankondigen in het Hoger Onderwijs en Onderzoekplan, het HOOP. Vervolgens diende hij formeel met de universiteiten overleggen. Maar als de Tweede Kamer zich niet verzette, had niemand hem een strobreed in de weg kunnen leggen.

Maar Ritzen wilde de zaak snel regelen, zonder HOOP en overleg, en daar is hij nu al vier jaar mee bezig. Want vijf van de acht benadeelde universiteiten stapten naar de Raad van State en kregen gelijk: de minister had zijn ingreep beter moeten onderbouwen en de voorgeschreven weg moeten bewandelen. Ritzen moet de acht nu terugbetalen wat hij hen in de jaren van 1993 tot en met 1997 onthouden heeft. Dat bedrag is opgelopen tot 116 miljoen gulden.

Sinds dit vonnis wringt Ritzen zich in vreemde bochten. Eerst kondigde hij aan de acht universiteiten 'geheel schadeloos' te stellen. Tegelijkertijd zette hij een plannetje op papier waardoor de universiteiten niets van dat geld terug zouden zien. Maar die brief lag wekenlang op een bureau van een ambtenaar en werd ten slotte niet verstuurd.

In een brief die wél bij de universiteiten aankwam, beloofde de minister bij nader inzien een deel van het geld zelf op te brengen. Nog weer later bleek dat hij daarvoor dertig miljoen gulden uittrekt. De rest van zijn schuld wil hij dekken door een boekhoudkundige truc: die hemzelf niets kost en waar de universiteiten - dus - geen cent wijzer van worden.

Ritzen stelt ook een voorwaarde. De universiteiten krijgen de dertig miljoen pas als zij akkoord gaan met extra onderzoekgeld voor de jonge universiteiten, met ingang van 1998. De minister gaat, kortom, onverdroten voort op de ingeslagen weg. Maar de acht oudere universiteiten zijn nog steeds niet bereid hem tegemoet te komen.

Ritzen kan zich het ongetwijfeld even ontluisterende vervolg van deze soap besparen door zijn plan in september 1997 alsnog in het HOOP aan te kondigen. De nieuwe verdeling van onderzoekgeld is dan zeer waarschijnlijk niet in 1998, maar in 1999 een feit. Maar de minister wil de zaak nu eenmaal snel regelen.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.