CT neemt deel aan Japans onderzoek

| Redactie

De vakgroep Supramoleculaire Chemie & Technologie van de faculteit Chemische Technologie start met de zustervakgroep van de Japanse Kyushu Universiteit een gezamenlijk onderzoeksprogramma op het gebied van macromoleculaire chemie. De twee partijen steken over een periode van vijf jaar twintig miljoen dollar in het project. Het is de eerste keer dat een Nederlandse universiteit op deze manier d

De vakgroep Supramoleculaire Chemie & Technologie van de faculteit Chemische Technologie start met de zustervakgroep van de Japanse Kyushu Universiteit een gezamenlijk onderzoeksprogramma op het gebied van macromoleculaire chemie. De twee partijen steken over een periode van vijf jaar twintig miljoen dollar in het project. Het is de eerste keer dat een Nederlandse universiteit op deze manier deelneemt in Japans onderzoek.

Centraal in het zogenaamde 'chemotransfiguration-project' staat moleculaire technologie, dat wil zeggen het ontwerpen van moleculaire structuren op nanoschaal, vooral lithografische patronen op chips. Deze technieken om op chemische wijze beelden over te brengen of informatie op te slaan, moeten op termijn leiden tot nieuwe typen geheugenchips en sensoren.

In het Japans-Nederlandse onderzoeksprogramma bundelen twee prominente groepen in de macromoleculaire chemie hun krachten. De Twentse vakgroep Supramoleculaire Chemie & Technologie van prof.dr.ir. D. Reinhoudt, die in de zojuist verschenen onderzoeksbeoordeling chemie van de VSNU als 'excellent' werd beoordeeld, is internationaal toonaangevend. En de vakgroep van prof. S. Shinkai geldt in Japan als 'absolute top'. Shinkai's groep sleepte eerder een onderzoekssubsidie van tien miljoen dollar in de wacht via het Erato-programma van de Japanse overheid.

Het samenwerkingsprogramma, waarvoor de contracten onlangs zijn getekend, gaat 1 januari 1997 in. De twee partners trekken elk tien miljoen dollar uit voor onderzoeksprojecten en uitwisseling van apparatuur en onderzoekers. Aan Nederlandse kant brengt de Twentse vakgroep de helft van het geld in, vooral uit bestaande fondsen. De rest komt uit de tweede geldstroom (Stichting Supramoleculaire Chemie Nederland, NWO/SON).

Het feit dat Japan zoveel geld steekt in een samenwerkingsproject met een westerse universiteit is bijzonder. Vanouds deed Japan vooral toegepast nationaal onderzoek. Pas onder zware politieke druk van de G-7 landen besloot men enkele jaren geleden om meer geld te gaan besteden aan fundamenteel onderzoek en internationale samenwerkingsprojecten.

Dat leidde tot de instelling van vijfjarige 'international research cooperation programs', die worden gecoördineerd door de Japan Science and Technology Corporation. Er lopen inmiddels vier van zulke programma's, waarin Japanse universiteiten samenwerken met vooraanstaande westerse instellingen als de Universiteit van Uppsala, de Universiteit van Californië, de Louis Pasteur Universiteit en het Max Planck Instituut.

Behalve het 'chemotransfiguration-project' met de UT komt daar per 1 januari nog een onderzoeksprogramma bij naar 'cold trapped ions', dat zal plaatsvinden in samenwerking met de Universiteit van Oxford.

Een tevreden Reinhoudt noemt het samenwerkingsproject een 'krachtenbundeling' van 'concurrenten'. Het komt vooral neer op 'uitbreiding van bestaand onderzoek'. Zijn vakgroep krijgt onder meer twee Japanse postdocs te gast die door Japan worden gefinancierd. Volgens Reinhoudt is de samenwerking de vrucht van langdurige contacten. 'Shinkai en ik kennen elkaars onderzoek goed en onderhouden al vijftien jaar uitstekende relaties.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.