Waarom Bohle de politiek inging? Een moeilijke vraag. 'Net zoiets als waarom heb je je vrouw gekozen', lacht hij. Een wederzijdse aantrekkingskracht dus. Drijvende factor was de behoefte bestaande situaties te veranderen. Kan het niet anders, beter, vroeg hij zich af.
De PvdA was de partij die hem het 'dichtst aan het hart lag'. Maar binnen die partij was sprake van een vastgeroeste situatie, 'mensen van mijn leeftijd', grapt hij, die de partij als 'notabelen, regenten' bestuurden. 'In het begin van de jaren zeventig was het politiek bestel helemaal erg verstard. D66 had duidelijk de functie dingen open te breken, te zorgen voor meer openbaarmaking. Daarom werd het die partij.'
Van 1970 tot 1974 zat hij voor D66 in de gemeenteraad. Maar daarna zegde hij het lidmaatschap op. 'Het was nooit de bedoeling dat er een partij bij zou komen, tenzij D66 een forse omvang zou bereiken. Er was geen behoefte aan weer een splinter. Intern was landelijk geregeld dat als het niet zou lukken een redelijke omvang te bereiken, de partij zichzelf op zou heffen. Toen puntje bij paaltje kwam deed men dat niet, maar ik wel. Ik ben nog steeds van mening dat D66 in het politieke krachtenveld niets toevoegt. Politiek is machtsvorming, dat kun je niet vanuit een versplinterde situatie.'
Leuke tijd
Ondertussen was in de rest van de politiek wel de 'verfrissing en de vernieuwing' toegeslagen en maakte hij zijn opwachting bij de PvdA. Hij was afdelingsvoorzitter en zat begin jaren tachtig in de Twenteraad, een regionaal overlegorgaan. Ook was hij vijf jaar lid van het landelijk PvdA-bestuur, waarvan de laatste twee jaar als internationaal secretaris. 'Het was de aanloop naar de ontspanning in Oost-Europa. Dat was een leuke tijd waarin ik veel boeiende mensen heb ontmoet. Maar ik heb er bewust een punt achter gezet. Je staat heel ver af van de mensen waar je de facto voor bezig bent, je kunt nauwelijks herkennen waar je inspanning in zit. Ik heb er behoefte aan van mijn inspanningen van vandaag morgen althans een stukje resultaat te zien.'
Vervolgens werd hij 'vrij hoog' op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 'gedropt'. Dat maakte zijn positie wat lastig, want niet iedereen vond het zo vanzelfsprekend dat die 'onbekende snoeshaan' maar zo even werd binnengehaald. Na vier jaar werd hij echter gekozen tot fractievoorzitter.
'Een constante factor in de afgelopen zes jaar is dat de keuzes scherper zijn komen te liggen. Vanaf eind jaren tachtig tot nu hebben we kunnen werken aan waar we naar toe willen met de stad. Daar hebben we hoe langer hoe meer grip op gekregen. We hebben helder wat we willen, wat nodig is, welke investeringen moeten worden gepleegd. Nu is alleen de vraag waar we het geld vandaan moeten halen om dat alles te realiseren.'
Want dankzij verschillende ontwikkelingen vloeit er minder geld in hetlaatje van de gemeente. Het zal dan ook waarschijnlijk niet lukken alle plannen te realiseren, vreest Bohle. Volgend jaar zullen concrete keuzen moeten worden gemaakt. Het gaat daarbij om de leefbaarheid in de wijken, de renovatie van de binnenstad en het mobiliteitsvraagstuk. Voor de scheidend fractievoorzitter zijn de prioriteiten duidelijk. 'We moeten eerst investeren in die dingen die het niveau van de stad opkrikken, anders blijf je een bedelaar met een heleboel wensen. Maar de situatie is heel vervelend. Voor allerlei broodnodige vernieuwingen waar burgers om komen, waarvan ik zeg jullie hebben gelijk, is geen geld.'
'Een extra groot probleem van Enschede is de relatief arme bevolking. Het gemiddelde inkomen per inwoner van Nederland, baby's en alles meegerekend, is zestienduizend gulden per jaar. In Enschede is dat 14.500 gulden. Dat betekent dat in Enschede ten opzichte van een vergelijkbare stad als Zwolle die een 'gemiddelde' bevolking heeft, tweehonderd miljoen gulden minder te besteden is. Maar je kunt niet aan de belastingkraan gaan draaien. Dus je moet nieuw werk en nieuwe inwoners trekken, vooral werk in de gekwalificeerde sector.'
Jammer
Tijdens het raadslidmaatschap zag Bohle de vorming van een 'dubbelstad' mislukken. 'Waar we op hadden ingezet, en het was ook bijna zo ver, dat we een extra rijksbijdrage zouden krijgen. Zonder dat geld hoefde het niet voor de PvdA. Maar ik vind het nog steeds jammer dat het niet is doorgegaan, de inhoudelijke argumenten waren goed. Er kwamen uiteindelijk allerlei sentimenten aan te pas. Ik wist niet wat ik meemaakte. Burgers die elkaar over de grenzen heen verrot scholden. Enschede is een geweldig mooie stad, maar ik zal niet zeggen dat het ergens anders niet deugt.'
Gefrustreerd, nee dat is hij niet. 'Tussen gelijk hebben, voor jezelf, en gelijk krijgen ligt een taaie weg. Zo werkt het nu eenmaal in de politiek. Ik ben er overigens van overtuigd dat het idee voor de dubbelstad terugkomt, daar durf ik hoog op in te zetten. Dan kan die meteen worden uitgebreid naar Almelo toe. Enschede, Hengelo en Almelo zijn steden met een heel specifieke problematiek. Ik vind het nog steeds waanzin dat ze elkaar doodconcurreren.' Wellicht komt er in ieder geval een stadsprovincie Twente. Bohle hoopt het en heeft goede hoop, al hangt de vorming af van de grillen van de landelijke overheid en ligt de provincie Overijssel dwars.
Nominatie
Wat hij van het raadslidmaatschap zal missen zijn vooral de vele contacten met burgers en organisaties in en om de stad. Anders dan sommigen denken, verzekert hij, is het werk op het gemeentehuis maar een klein onderdeel van wat een raadslid doet. Hij heeft ook een paar keer op de nominatie gestaan kamerlid te worden en had enkele jaren geleden serieus over een wethouderschap nagedacht, als hem dat was aangeboden. 'Maar ik ben blij dat ik dat niet ben geworden. Dan had ik misschien niet kunnen doen wat ik nu ga doen.'
Gevraagd naar wat hij heeft bereikt in de gemeenteraad is hij zuinig. 'Ik weet dat ik een fors gezag heb gehad, maar je doet het altijd samen met anderen.' Een van de dingen waar hij 'hard voor heeft gelopen' is dat de raad zelfbewuster is geworden, meer probeert vooraf op hoofdlijnen te sturen. 'Voorheen was de raad toch meer een pruttelaar achteraf.'
Onplezierige herinneringen heeft hij aan zijn raadslidmaatschap niet overgehouden. 'Natuurlijk wordt er soms hard gespeeld. Maar het is mij nooit overkomen dat ik iemand niet meer aankeek of die ander mij niet meer, dat je niet meer ruimschoots samen door een deur kon. Als je mensen dingen persoonlijk kwalijk gaat nemen kun je ook niet werken in de politiek.'
Onderwijsdecaan
Binnen de UT heeft Bohle zich eveneens graag met besturen en managen beziggehouden. Hij was twaalf jaar onderwijsdecaan. 'Het leuke van de situatie aan de universiteit is dat het in een bestuursfunctie haast per definitie om veranderingsprocessen gaat. Met andere woorden: we staan nu hier, we willen daar naar toe, hoe krijgen we dat samen voor elkaar. Maar daarbij wil ik niet langs de zijlijn staan, daarom ben ik ook niet geschikt als consultant. Ik wil er als manager tussenin staan, het samen zien te klaren.'
Terugkijkend kan hij zich geen dieptepunten herinneren, slechts dat sprake is geweest van een continue ontwikkeling met als rode draad een steeds veeleisender omgeving. 'Begin jaren zestig was er niks. Er werd van ons niet heel veel gevraagd, behalve de instelling op te bouwen. Het was allemaal heel ontspannen. Maar stressverschijnselen zijn ook op de universiteit toegenomen. Dat is trouwens overal bij de overheid zo. Die standaard-grapjes over ambtenaren gaan niet meer op.' De toegenomen werkdruk heeft overigens geen effect gehad op de sfeer, vindt Bohle. Hij heeft zijn werk altijd met veel plezier gedaan.
Inschatting
Per juli heeft hij het onderwijsdecanaat naast zich neergelegd. Na twaalf jaar wilde hij wel eens wat anders. Voor het eerst besloot hij eens buiten de UT te kijken. Wat hij daar aantrof viel hem zeker niet tegen. Uiteindelijk heeft hij zelfs moeten kiezen. Een risico is het natuurlijk wel, een vast dienstverband inruilen voor eentje op projectbasis. 'Maar ik heb een redelijke inschatting kunnen maken van het risico en uit het feit dat ik ervoor heb gekozen valt op te maken dat ik dat aanvaardbaar acht. KPMG is de op een na grootste organisatie op dit gebied in Nederland.'
Natrappen naar de UT wil hij per se niet. Maar het is geen geheim dat hij geen voorstander is van de bestuurlijke wijzigingen die de UT te wachten staan. Wat hem vooral dwars zit is dat het College van Bestuur, ondanks aandringen van de faculteiten, geen analyse heeft gemaakt van hoe de huidige bestuursstructuur functioneert. Dat een aantal dingen binnen de UT wel erg langzaam gaan geeft hij grif toe, de snelheid waarmee zaken binnen zijn nieuwe werkgever worden geregeld verraste hem. Maar hij is bang dat de UT goede, democratische, onderdelen van de huidige bestuursorganisatie overboord zet. Dus misschien keert hij nog wel een keer terug, zegt hij met een knipoog. Als interim-manager.
Walter Bohle