Sheila Tobias is ongeduldig. Sinds halverwege de jaren zeventig werkt ze aan de ongelijke verhouding van de seksen in de natuurwetenschappen. In die tijd verschenen zeven boeken over dit onderwerp van haar hand. Mannen en vrouwen met een 'wiskunde-fobie' kwamen in haar zogenaamde wiskunde-kliniek over hun angsten heen. Desondanks houden in de Verenigde Staten anno 1996 vrouwelijke en mannelijke studenten elkaar alleen aan de scheikundefaculteiten in evenwicht.
Pérez Salgado vindt dat logisch. 'De institutionalisering van de exacte wetenschappen in de Angelsaksische landen is twee- tot driehonderd jaar oud. Tijdens het proces van institutionalisering werden vrouwen uitgesloten van universiteiten en natuurwetenschappelijke gemeenschappen. Dan kun je in twintig jaar geen wonderen verwachten. Er moeten meerdere generaties voorbij gaan voordat ingesleten rolpatronen verdwijnen.'
Aan de UT was in 1964 1,6 procent van de technische UT-studenten vrouw. In 1996 is dat 12,3 procent. Een evenwichtige verdeling tussen de seksen is dus nog lang niet bereikt. Het werk van Tobias is momenteel bovendien mede actueel omdat in Nederland de belangstelling voor bèta- en technische studies in zijn algemeenheid tanende is.
Zelfvertrouwen
De barrières voor vrouwen en sommige mannen om deel te nemen aan de exacte wetenschappen zijn veelal niet van intellectuele, maar van emotionele aard. Enerzijds zijn er de vooroordelen van de 'buitenwereld': bèta's zijn 'nerds', wiskunde is moeilijk en vrouwen zijn niet technisch aangelegd. Daardoor kijken mannen en vrouwen ook anders aan tegen hun eigen succes of falen in de exacte vakken. Mannen schrijven succes toe aan hun vaardigheden en mislukking aan andere factoren, bijvoorbeeld onvoldoende inspanning. Vrouwen schrijven succes toe aan geluk en beschouwen mislukking als het (vanzelfsprekende) gevolg van het gebrek aan aanleg.
'Dat verklaart waarom meisjes die met hoge cijfers voor de exacte vakken de universiteit binnenkomen toch heel weinig zelfvertrouwen hebben. Als blijkt dat de studie moeilijk is, en moeilijk is het voor iedereen, zijn ze eerder geneigd af te haken', vertelt Tobias.
Dit alles wordt versterkt doordat vrouwelijke rolmodellen in de natuurwetenschappen ontbreken. Werden talen of cultuur vroeger nog enigszins damesachtige onderwerpen gevonden, schei-, wis- en natuurkunde zeker niet. Vrouwen die zich toch in de natuurwetenschappen begaven losten deze 'tegennatuurlijke' situatie op door zichzelf als vrouw 'onzichtbaar' te maken, zich volledig aan te passen aan de heersende cultuur. Hierdoor bleef de vicieuze cirkel - natuurwetenschappen zijn niets voor vrouwen - bestaan.
Bovendien houden bèta's en ingenieurs er bepaalde omgangsvormen en normen op na die afschrikwekkend werken. 'Er is sprake van elitisme, je moet briljant zijn, anders red je het niet. Daarnaast moet je al jong geïnteresseerd zijn in die onderwerpen en bij voorkeur ook alléén daarin. Als je nog andere interesses hebt, word je niet serieus genoeg bevonden.' Vrouwen en sommige mannen hebben moeite met die eenzijdige gerichtheid. Zij missen onder meer het 'menselijke' of het 'maatschappelijke'.
Anders
Tobias heeft zich in eerste instantie gericht op de manier waarop het mechanisme dat vrouwen en sommige mannen in het klaslokaal en de collegezaal uitsluit, werkt. 'Ik vroeg me af wat natuurwetenschappen moeilijk maakte. Als ik die vraag stelde aan hoogleraren in die vakgebieden zeiden ze: het is moeilijk omdat het moeilijk is.' Kortom: de meeste studenten zijn gewoonweg te dom. Daarom zette ze als experiment bij deze hoogleraren studenten in de collegezaal die al hadden bewezen intelligent te zijn: promovendi in de rechten, literatuur, theologie enzovoorts. Haar conclusie: 'Niet-natuurwetenschappers zijn niet dom, maar anders.'
De alfa- en gamma-promovendi vonden de natuurwetenschappen moeilijk door de manier waarop de vakken werden gegeven. Theorie wordt aangeboden zonder context, zonder uitleg waarom die relevant is en wat je er mee kunt in het dagelijks leven. De leerstof blijft een verzameling losse formules waar je, zo lijkt het wel, op goed geluk de juiste uit moet pikken. Communicatie vindt niet plaats in woorden maar in symbolen, discussie is niet mogelijk, slechts één antwoord is goed.
'Een vriendin zei eens tegen mij: mijn IQ is hoog genoeg voor een studie in de natuurwetenschappen, maar mijn OQ, mijn obedience quotiënt niet', lacht Tobias. 'Natuurwetenschappelijke kennis is hiërarchisch opgebouwd', vervolgt Pérez Salgado, die is gepromoveerd in de scheikunde. 'Als je deel I niet hebt bestudeerd is deel II adacadabra. Voor vakgebieden als sociologie of geschiedenis geldt dat veel minder. Daar kunnen ook eerstejaars in discussie gaan met de hoogleraar.' Dat verklaart de 'arrogantie' en het 'elitisme' van de natuurwetenschappers. Alleen als je het hele traject hebt afgelegd, hoor je tot de ingewijden die het begrijpen. Wie tussentijds afhaakt is voor altijd verloren. Zo'n leek kan vervolgens slechts in stille bewondering toekijken hoe de geleerde zijn op geheimtaal lijkende formules op het bord schrijft.
Tobias hoedt zich ervoor de exacte wetenschappers te veroordelen. De schoen wringt volgens haar bij de eenzijdigheid van de bèta-wereld. Die werkt uitermate selectief: je past erin of je past er niet in. Gevolg is dat potentiële bèta's en ingenieurs die niet in dit nauwe hokje (willen) passen een andere studie kiezen. De oplossing is dan ook verbreding van het vakgebied én het beeld van het vakgebied, stelt Tobias.
Op school of aan de universiteit betekent dat aandacht voor andere lesvormen, zoals projectonderwijs. Samenwerking in plaats van competitief ieder voor zich werken; zoeken naar de theorie die het probleem oplost tegenover het moeten leren van een theorie waarvan het nut nog niet wordt uitgelegd; niet alleen in symbolen, maar ook in woorden communiceren; niet alleen rekenen, maar ook reflecteren (waarom déze oplossing?).
'Het idee is dat vrouwen en sommige mannen baat hebben bij projectonderwijs. Tot mijn verbazing is daar echter geen onderzoek naar gedaan', zegt Pérez Salgado. Zij onderzoekt momenteel binnen de UT wat de leerprocessen binnen het projectonderwijs zijn, of deze wel effectief zijn en hoe studenten die nieuwe vorm van onderwijs ervaren. Door de resultaten hiervan uit te splitsen naar mannen en vrouwen hoopt ze tevens te achterhalen of projectonderwijs vrouwelijke studenten inderdaad beter bevalt dan meer traditionele onderwijsvormen.
Carrière
De laatste jaren houdt Tobias zich vooral bezig met de ideeën die bestaan over de carrière die op een bèta- of technische studie volgt. Ook hier issprake van afschrikkende eenzijdigheid. Veelal waarderen hoogleraren en universitair docenten slechts studenten die uitsluitend belangstelling hebben voor onderzoek. Dit schept ten onrechte het beeld dat de natuurwetenschappen opleiden voor een levenslange carrière in het laboratorium. Vrouwen en sommige mannen willen meer, mensenwerk, managen. Veel bèta's en ingenieurs komen ook niet in typische onderzoeksfuncties terecht.
Bovendien geldt binnen de onderzoekswereld de norm dat onderzoekers minstens zestig uur per week moeten werken en zich het niet kunnen veroorloven twee jaar lang iets anders te doen, constateert Pérez Salgado. Dat betekent in de praktijk vaak een extra wegversperring voor vrouwen, aangezien in Nederland de zorg voor de kinderen (nog) vooral als een verantwoordelijkheid van de moeder wordt gezien.
Tobias probeert nu op verschillende manieren studenten te overtuigen van de bredere mogelijkheden die natuurwetenschappen bieden. Zij heeft een workshop opgezet waarin een aantal cases worden behandeld uit het bedrijfsleven op terreinen van de natuurwetenschappen. Een zaak over octrooirecht bijvoorbeeld, die heeft gespeeld binnen het chemieconcern DuPont. De studenten krijgen niet alleen wetenschappelijk-technische informatie, maar ook artikelen op het gebied van octrooirecht te lezen.
Anders dan de multidisciplinaire ontwerpopdracht binnen de UT, is de workshop alleen bedoeld voor studenten in de natuurwetenschappen. Zo wordt gegarandeerd dat de deelnemers een gelijk niveau hebben en zich niet kunnen terugtrekken op hun eigen specialistische gebiedje. De workshop is in Leiden zo goed aangeslagen dat het project wordt voortgezet.
Pérez Salgado en Tobias zijn er overigens van overtuigd dat veranderingen in de bèta- en ingenieursstudies niet alleen worden ingezet om de toeloop van vrouwen te vergroten. De exacte wetenschappers zijn er wel toe gedwongen. Tobias: 'In Amerika had je een heel elitair mannen-college. Waarom werd dat college op een gegeven moment toch gemengd? Ze moesten wel. Ze slaagden er niet meer in om voldoende mannen te trekken.'