Dat geldt althans voor de universitaire eerstejaars van 1988, waarover het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) nieuwe cijfers heeft gepubliceerd. Het CBS volgt de loopbaan van al deze 30.638 studenten in detail.
Na zes jaar was pas 41 procent van alle studenten geslaagd en een jaar later slechts 54 procent. In het achtste studiejaar stond nog 14 procent van de oorspronkelijke groep ingeschreven. Als driekwart van hen het alsnog redt, komt het universitaire slaagpercentage uiteindelijk op 65. Ruim eenderde van alle afgestudeerden heeft dan meer dan zes jaar nodig gehad. Tussen de studierichtingen bestaan echter grote verschillen.
Opvallend is dat niet alleen de erkend zware techniekstudies (die inmiddels officieel vijf jaar duren) veel langstudeerders tellen. Ook bij rechten, economie en bedrijfskunde is na zes jaar maar iets meer dan eenderde van de studenten klaar. Het uiteindelijke slaagpercentage komt er boven de zestig. Bijna de helft van alle afgestudeerden is dus langer dan zes jaar onderweg.
Het meest succesvol zijn de studenten geneeskunde. Al na zes jaar heeft 73 procent van hen het doctoraal en het uiteindelijke slaagpercentage komt boven de 90. Alleen andere medische richtingen en de al even praktisch gerichte landbouwstudies benaderen deze hoge scores.
Uit de CBS-cijfers is bij benadering de gemiddelde studieduur van afgestudeerden te berekenen. Bij theologie ligt die ruim boven de zeven jaar. De medici doen 5,6 jaar over hun doctoraal. Hun tempo wordt alleen overtroffen door de studenten pedagogiek. Die halen hun bul in gemiddeld 5,4 jaar. De verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk deels in het grote aantal afgestudeerde hbo'ers dat in deze richting een verkorte opleiding volgt.