Maar deze nacht zwiepte hij alleen maar. En toch was het bijzonder. Want de volgende ochtend, toen ik mijn roes had uitgeslapen, toen zwiepte hij nog steeds. Dit was een crisissituatie! Met mijn geodriehoek berekende ik dat als de brug mocht omslaan, dat de top van de pyloon dan precies vijf meter voor mijn raam op straat zou vallen. Wat dat betreft zat ik dus veilig. Maar, zo beredeneerde ik, de tuidraden zouden nog een eind kunnen doorzwiepen, om dwars door mijn voorgevel naar binnen te slaan.
De voorgevel, dat is nou net aan de zijde waar ik mijn huismiddeltjes kweek. Achter die gevel staat voor duizenden guldens aan natriumlampen, CO2-controllers, dompelpompen en drainsets. Zo'n twintig centimeter dikke tuidraad zou in één klap die complete hydrocultuur om zeep helpen. Hals over kop heb ik het boeltje daarom geëvalueerd. De librabakken met steenwolmatten, de propagators met de net aardig in de hoed geklommen Stropharia Cubensis, die hele zooi moest verplaatst naar de achterkamer. En daarbij had ik dan nog geluk dat het meest jonge aanplant betrof, wat als je zo'n bijna volgroeide Jack Herer moet verplaatsen dan is het huis te klein.
Ondertussen liggen de deskundigen met elkaar overhoop over de oorzaak van het zwiepen. Ze raaskallen over eigenfrequenties, Karmanwervels en turbulenties rond de pyloon. Onzin natuurlijk. Hun probleem is: ze kennen de klassieken niet. Bob Dylan zong het al: 'Het antwoord mijn vriend, is blowen in de wind.' En of het dan komt door het blowen of door de wind, dat maakt dan niet meer uit.
De Erasmusbrug moest het visitekaartje van Rotterdam worden. Die opzet lijkt met geslaagd. Blowen en wind - Rotterdamser dan dat kan ik het niet bedenken.