'Ik had altijd het laatste woord'

| Redactie

'Plezier zit in jezelf. Dat begint door te zorgen dat je de zaken op orde hebt. Niet de zaak afschuiven en vooral niet tot morgen laten liggen wat je eigenlijk vandaag moet doen.' Dat is het motto van Jan Broekman, tot voor kort werkzaam op de UT. Precies 32 jaar ging hij iedere dag 'met plezier' naar zijn werk. De eerste jaren als bode en daarna, sinds 1985, vertegenwoordigde hij de UT ook als pedel. Een ceremoniële functie waarin hij het visitekaartje van de instelling was. Een goede pedel is volgens Broekman iemand die er onberispelijk uitziet, streng kan zijn en niet bang is voor hoogleraren. 'Dat zijn ook gewoon mensen, al denken sommigen dat het buitenaardse wezens zijn.'

In 1964 solliciteerde Broekman bij de nieuwe Technische Hogeschool (TH) naar de functie van bode. De TH was toen niet eens helemaal 'klaar'. Het meubilair stond nog opgeslagen aan de Lonnekerbrug 110 in Enschede en aan de Raadhuisstraat in Hengelo was een deel van de bibliotheek gevestigd. Hij zag de eerste studenten binnenkomen. 'Het was prachtig om aan zo'n nieuwe school verbonden te zijn. Iedereen hielp iedereen en we deden alles voor elkaar. Als er een tafel verplaatst moest worden en er liep toevallig een hoogleraar langs, dan assisteerde hij. We keken ook niet op uren. Tegenwoordig moet je hemel en aarde bewegen om te zorgen dat er iemand een vinger uitsteekt.'

Ook aan de eerste lichtingen studenten bewaart hij goede herinneringen: 'Het waren aardige jongens, die graag bij ons thuis kwamen. Ze pasten op onze zoon en als wij dan thuis kwamen, begonnen we gewoon opnieuw met feestvieren. Ze bleven soms tot half zes 's morgens. Inmiddels is er van die oude garde een aantal hoogleraar geworden.' Anderen zullen Broekman vooral herinneren als een strenge man, die voortdurend wees op orde en netheid: 'Ik was verdomd streng. Er lopen nu docenten rond, die ik als student heb gekend en die nog bang voor me zijn. Hoewel ik ze nooit iets heb gedaan.'

Spanningen

De gezelligheid veranderde toen de TH groeide en er steeds meer personeel kwam. 'De saamhorigheid verdween, er ontstonden spanningen. Maar aan de andere kant betekende dat niet dat het niet meer gezellig was. Dat ligt aan jezelf. Ik ben tot de laatste dag met plezier aan het werk geweest. Toch ben ik nooit thuisgekomen met verhalen over mijn werk. Werk en privéleven moet je gescheiden houden. De dingen die ik tijdens het cortège hoorde hield ik strikt voor mezelf.'

Al in 1972 werd Broekman gevraagd pedel te worden, maar hij weigerde. Zijn werk als bode nam teveel tijd in beslag. 'Ik wilde het doen, mits ik er meer tijd voor kreeg en dat kon niet. Ik had het veel te druk met mijn andere werk: de aanschaf van apparatuur voor verschillende gebouwen, de verzorging van collegezalen en het op peil houden van de dictatenvoorraad. Bovendien verroosterde ik alle collegezalen en tentamenruimten. Een ingewikkelde klus, maar met nuchter nadenken en je niet van de wijs laten brengen door allerhande eisen, lukte dat best.'

In 1985 kreeg hij wederom de pedel-functie aangeboden en nu besloot hij die te aanvaarden. De verroostering ging inmiddels per computer en een deel van zijn taken mocht hij afstoten. Een pedel is verantwoordelijk voor het ordentelijk verloop van oraties, promoties, de dies en de opening van het academische jaar, waarbij hij zorg draagt voor het cortège. Promovendi en paranymfen worden door de pedel wegwijs gemaakt, hij zorgt dat het proefschrift voor de commissieleden op tafel ligt en begeleidt het hele gezelschap naar het podium. Daarnaast houdt hij streng de hand aan de tijd. 'Wanneer de commissie binnenkomt tikt de pedel drie keer met zijn staf op de grond, zodat iedereen gaatstaan. Dan verlaat hij de zaal. Na precies 45 minuten komt hij de zaal weer binnen en kondigt aan dat de tijd is verstreken. Het maakt niet uit wie er aan het woord is. Ook de binnenkomst van de commissie na de beraadslaging wordt door de pedel aangekondigd met tikken van de staf. Ik had altijd het laatste woord.'

Stropdassen

Broekman was zeer strikt op de kleding van de hoogleraren. 'Bruine schoenen of een blauw overhemd onder een zwarte toga zijn geen gezicht. Hoogleraren worden geacht in gepaste kleding te verschijnen. Sommigen wisten niet wat dat inhield. Dat was geen onwil, maar ze dachten er niet over na. Dat deed ik dus maar en ze namen het van mij ook aan. Stropdassen had ik altijd wel in de kast hangen en een keer heb ik een hoogleraar zwarte schoenen geleend, omdat hij witte droeg. 's Zondags naar de kerk loop ik er ook keurig bij.'

Het pedelschap is in de loop der jaren volgens Broekman niet veranderd. Hoogstens is het drukker geworden, omdat er meer studenten promoveren. Waar het op de universiteit tegenwoordig aan ontbreekt is saamhorigheid en dat vindt hij jammer. 'Wanneer je iemand vraagt te helpen, zegt die vaak geen tijd te hebben of daar niet voor aangenomen te zijn.'

De komende jaren zullen voornamelijk gevuld zijn met tuinieren, vrijwilligerswerk en lange-afstandswandelingen. Van stilzitten houdt Broekman niet. 'In de vakantie sta ik altijd om zes uur op, een uur vroeger dan gewoonlijk. Als je slaapt weet je namelijk niet dat je vakantie hebt. Waar het om gaat is dat je plezier in je leven hebt en iemand anders kan dat niet voor je hebben. Dat betekent niet dat je nooit kwaad zou mogen worden. Iemand stevig de waarheid zeggen is niet erg. Maar kwaad blijven wel.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.