Harry van den Kroonenberg - sinds 1972 hoogleraar Ontwerp- en Constructieleer aan de faculteit Werktuigbouwkunde - was een UT-er in hart en nieren. Ook nadat hij in 1989 benoemd was tot algemeen directeur van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in Petten, wilde hij niet uit Twente weg. Zijn hoogleraarschap zette hij dus om in een deeltijdbaan. In 1991 stapte hij over naar de faculteit Technische Bedrijfskunde, waar hij, ook in deeltijd, de leerstoel Management van Technologie Transfer begon.
Van den Kroonenberg werd op 26 juni 1933 in het Limburgse Roggel geboren. Hij studeerde werktuigbouwkunde aan de HTS in Venlo, de TH Delft en de TH Eindhoven, waar hij in 1966 promoveerde op hydraulische aandrijvingen. Voor zijn komst naar Twente werkte hij onder meer bij Philips en bij IHC Holland in Rotterdam, waar hij als hoofd Mining and Transport Division verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van offshore mijnbouwapparatuur.
Zijn stokpaardje als hoogleraar werktuigbouwkundige was het belang van het ontwerpen. Hij ontwikkelde nieuwe ontwerpmethoden: 'Innovatief Ontwerpen', 'Methodisch Ontwerpen', en vooral 'Grondstoffen-, Energie- en Milieubewust Ontwerpen', dat gericht was op de ontwikkeling van nieuwe technologie die op schone en doelmatige wijze gebruik maakt van grondstoffen en energie, en later als afval het milieu slechts minimaal belast. Die laatste benadering, waarmee Van den Kroonenberg midden jaren zeventig zijn tijd vooruit was, droeg hij later - als 'duurzaam ontwerpen' - ook bij ECN uit.
Van grote betekenis voor de UT was vooral Van den Kroonenbergs tweevoudig optreden als rector magnificus, van 1979 tot 1982 en van 1985 tot 1988. In die functie droeg hij steeds met veel verve zijn opvatting uit dat wetenschappelijke en technologische kennis zoveel mogelijk dienstbaar moeten zijn aan de maatschappij. Een universiteit, en zeker een technische universiteit, mocht volgens Van den Kroonenberg dan ook geen ivoren toren zijn; intensieve wisselwerking tussen universiteit en samenleving was geboden, met name in de vorm van kennis- en technologietransfer.
Vanuit deze diepgewortelde overtuiging zette Van den Kroonenberg de UT op het spoor dat zij nog altijd bewandelt. Hij introduceerde termen als 'Ondernemende Universiteit' en 'Doe-Universiteit' - daarbij doelend op een instelling die geen tijd verdoet met vrijblijvend onderzoek, maar vanuit een marktgerichte houding en een maatschappelijke verantwoordelijkheid voortdurend de vragen en behoeften in de maatschappij peilt en daar goede oplossingen voor aanlevert. Van den Kroonenberg had speciaal aandacht voor de destijds vanwege de ondergang van de textielindustrie nog economisch zwakke regio Twente en met name naar het midden- en kleinbedrijf. Het profiel kortom waarmee de UT vandaag de dag nog altijd schermt.
Dezelfde benadering nam Van den Kroonenberg in 1989 mee naar Petten in zijn nieuwe baan als directeur van ECN. Hij vond dat ECN op marktgerichte wijze energieonderzoek dienstbaar moest maken aan de samenleving, en dat droeg hij ook voortdurend uit. Hij had de ondankbare taak enkele pijnlijke reorganisaties te moeten leiden, een taak die hij op effectieve en sociale wijze vervulde. Zijn daadkracht, ondernemerschap, bezielend vermogen, integriteit en beminnelijkheid worden ook bij ECN geroemd.
Van den Kroonenberg bekleedde in de loop der jaren ook een groot aantal maatschappelijke functies. Zo was hij van 1983 tot 1986 en van 1988 tot 1991 voorzitter van de Stichting Technische Wetenschappen (STW), en was hij van 1986 tot 1987 lid van de Adviescommissie voor de uitbouw van het Technologiebeleid (in de wandeling de Commissie-Dekker geheten).
Van den Kroonenberg was ook zelf actief binnen het bedrijfsleven. Zo was hij voorzitter van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, en bekleedde hij een aantal commissariaten, onder andere bij Akzo Nobel nv en Akzo Nobel Nederland bv en bij Koninklijke Ten Cate nv. In 1988 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw vanwege zijn pleidooien voor kennistransfer van universiteit naar industrie.
De relatie tussen technologische en economische ontwikkeling bleef Van den Kroonenberg altijd benadrukken. Zo kritiseerde hij in 1994 het paarse regeerakkoord, dat volgens hem te weinig aandacht besteedde aan technologiebeleid. Hij vreesde dat bezuinigingen de technologische kennisinfrastructuur in Nederland zouden uithollen. Terwijl technologische vernieuwing volgens hem juist de economie aanjaagt en nieuwe banen schept.
Nog kort voor zijn dood hamerde Van den Kroonenberg in zijn vaste column in Technisch Weekblad op zijn persoonlijke 'Leitmotiv': de dienstbaarheid van de universiteit aan de samenleving. Naar aanleiding van de roep om zogenaamde 'topuniversiteiten' merkte hij op dat 'topkwaliteit' niets te maken heeft met het afleveren van grote aantallen publikaties of afgestudeerden. Nee, vond Van den Kroonenberg, 'een universiteit is van topkwaliteit als ze erin slaagt de resultaten van onderwijs en onderzoek maximaal aan de verschillende sectoren van de samenleving ten goede te laten komen.'
Hij opperde in dat verband zelfs een samengaan van de drie TU's en 'Wageningen' tot één 'Technologie Universiteit' met één bestuur. Op die manier kunnen onderwijs en onderzoek optimaal op de maatschappelijke behoefte worden afgestemd. 'Elke instelling in dit klaverblad mag zijn eigen identiteit houden, maar is gebonden aan de eis van maximale impact on society.' Dit plan leverde volgens hem alvast één topuniversteit op. Het is afwachten of Van den Kroonenberg het ook in deze bij het rechte eind had.