De rechter hersenhelft is de controlekamer van de linker zijde van het lichaam. De linker hersenhelft coördineert de zaakjes rechts. Maar de linker helft doet meer. Hij bevat ook een 'interpretator', een paar onooglijke kwabjes die ons hele handelen voortdurend verklaart en desgevraagd mondeling toelicht. Zouden mijn linker en rechter hersenhelft van elkaar gescheiden zijn, dan kon het volgende zich afspelen: ik zie met mijn rechter oog een mug op mijn blote buik, ik sla hem met mijn rechter hand dood, u vraagt waarom ik op mijn buik sla, en ik antwoord: 'oh, daar zat een mug, die wou mij steken.' Mijn linker hersenhelft heeft hier de hele zaak onder controle.
Maar dan andersom. Ik zie met mijn linker oog een mug op mijn blote buik, ik sla hem met mijn linker hand dood, u vraagt weer waarom ik op mijn buik sla, en ik antwoord: 'oh, ik voel even of ik niet te dik word'. Mijn linker hersenhelft weet van niks, maar zijn interpretator geeft toch een verklaring. Dat doet ie namelijk altijd, dat is zijn taak. Liever lult ie uit z'n nek dan dat ie met de mond vol tanden staat. Door hem is de linker hersenhelft de prater. De rechter helft zwijgt.
Normaal zijn linker en rechter hersenhelft keurig met elkaar verbonden. Maar wanneer ik vermoeid ben, of anderszins in staat van roezigheid verkeer, dan haperen de communicatielijnen over de hersenbalk. Verschillen tussen de linker en rechter hersenhelft komen dan werkelijk tot uiting in asymmetrisch handelen. Dat gebeurt als ik verliefd ben. Sla ik mijn arm om iemand heen dan is dat bijna altijd mijn rechter arm. Kruipt een vrouw tegen mijn rechter zijde aan, dan brengt dat een veel gelukzaliger gevoel teweeg dan wanneer ze tegen mijn linker zijde kruipt. Dus als een vrouw iets in mij losmaakt, dan zit dat iets waarschijnlijk in mijn linker hersenhelft. Misschien is het een kwabje!
Mijn hersens lijken op het politieke spectrum: links zit de liefde en de vlotte babbel, rechts heerst harteloosheid en heet het 'geen gelul'. Soms leidt die scheiding tot problemen. Onlangs nog zat de vrouw van mijn losse kwabje links naast mij in de bioscoop. De hele film lang brulde mijn linker hersenhelft door de hersenbalk dat er een arm om haar heen geslagen moest worden en dat ie er zelf niet bij kon, maar de rechter helft vond dat weinig comfortabel.
Overigens is zelfs deze ervaring geen bewijs dat de liefde zich inderdaad in de linker hersenhelft bevindt. Misschien zou ik het wensen. Vaak echter vrees ik dat het anders zit - dat de prater uiterst links zit en de liefde uiterst rechts. Want telkens weer als ik verliefd ben, gaapt er tusen wat ik op mijn hart heb en wat ik op mijn tong heb een hemel van verschil.