Op het ogenblik vinden gesprekken plaats binnen de dienst automatisering. Eerst krijgen de medewerkers voorlichting over mobiliteit en vervolgens een individueel gesprek. Mobiliteit is al jaren een heet hangijzer binnen de UT. Chefs vinden het nodig, maar zien binnen hun eigen dienst of faculteit maar weinig mogelijkheden. Ook personeelsleden vinden mobiliteit geen slechte zaak, maar zijn óf tevreden óf ze weten niet hoe ze tijdelijk een andere functie zouden kunnen krijgen.
Binnen de decentrale FA-clusters willen acht medewerkers een zogenaamde loopbaancounseling, één wil een loopbaancursus, tien mensen zijn geïnteresseerd in een wisselfunctie en zes voelen hier op termijn voor. Elf FA-medewerkers gaven aan bij voorbaat niet mee te willen doen. Ze waren net van baan verwisseld of gaan in de nabije toekomst met pensioen.
Met het Stimuleringsplan hoopt Personeel en Organisatie (P&O) de mobiliteit en het nadenken over de eigen loopbaan op gang brengen. Vooral omdat de externe mobiliteit van de UT slechts drie procent bedraagt. Lager dan de acht procent bij de overheid en nog veel lager dan in het bedrijfsleven gebruikelijk is. Een andere baan buiten de UT vinden blijkt niet gemakkelijk, door een krappe arbeidsmarkt of een gebrek aan opleiding.
'Het kan zo goed zijn om voor korte tijd ergens anders te werken. Simpelweg je horizon verbreden', zegt Harm van Egmond, algemeen coördinator UT-mobiliteit. 'De meeste UT-medewerkers klagen niet en zijn best tevreden met hun werk. Maar dat is geen reden om niet zo af en toe iets anders te willen doen. Met het mobiliteitsplan bieden we een kader waarbinnen medewerkers voor zes maanden tot een jaar van plek kunnen wisselen en daarna weer veilig kunnen terugkeren. Er is zelfs geld om de opengevallen plaats tijdelijk op te vullen, als het intern niet lukt.'
Volgens projectleider Annelies Oude Grotebevelsborg speurt de projectgroep vooral naar mensen die onrustig zijn: 'We zoeken naar oudere medewerkers, die zich afvragen of ze het werk nog tien jaar willen doen en mensen die weleens wat anders willen. Ook wanneer je baan op de tocht staat ben je eerder geneigd te willen veranderen. De grootste motivatie om iets anders te willen doen is geld.'
Mobiliteit of 'even iets anders willen' is voor medewerkers niet eenvoudig bij hun chef aan te kaarten. Uit de gesprekken met de FA-medewerkers kwamen verschillende loopbaanbelemmerende factoren naar voren: de UT is een goede werkgever, de financiële administratie van de UT is zeer specifiek, sommige medewerkers hebben weinig opleiding en kunnen dus moeilijk extern solliciteren, het functioneringsgesprek lijkt niet het moment om over de loopbaan te praten. Bovendien durven veel medewerkers hun baas niet te vertellen dat ze weleens iets anders willen uit angst dat deze denkt, dat ze het niet naar hun zin hebben. Op hun beurt willen de chefs er niet over beginnen, omdat het dan net lijkt alsof ze hun werknemer kwijt willen.
Nadat de medewerker heeft aangegeven wat hij of zij wil, wordt een individueel traject gevolgd. Sommigen zullen genoeg hebben aan een loopbaancursus en anderen willen daadwerkelijk een andere plek. Hennie Lubbers, normaal werkzaam bij het Onderwijskundig Centrum en nu in wisselfunctie betrokken bij de projectgroep, legt uit: 'Iedere open plek wordt bij mij aangemeld. We laten een aantal clusteradministrateurs naar deze lijst kijken, want zij kennen iedereen goed. Kunnen we een goede wissel maken, dan gaan we bemiddelen. Met het verbeteren van de functioneringsgesprekken hopen we het systeem actueel te houden.'
Het afgelopen jaar heeft inmiddels al een aantal UT-medewerkers een wissel- functie vervuld. Twee daarvan waren Herman Hulst van het Facilitair Bedrijf en Dinant Schoenmaker van de Centrale Bibliotheek. Hulst verving gedurende vijf maanden een zieke bij de faculteit Bestuurskunde (BSK) en Schoenmaker vertoefde een jaar bij P&O. Het is beide heren goed bevallen tijdelijk ergens anders te werken, vooral, zegt Hulst, 'omdat je weet dat je weer terug kan'. Hulst had een wisselfunctie in het verleden bij P&O weleens aangekaart: 'Toen ik een wisselfunctie bij BSK aangeboden kreeg kon ik dus niet weigeren. Maar het is me prima bevallen. Het was een uitdaging om op een andere plek ander werk te doen. Mijn eigen plek bij het FB is overgenomen door een tijdelijke kracht. Zo'n half jaar is zo voorbij. Je krijgt ander werk en moet worden ingewerkt. Dan ben je al snel een maand verder.'
Ook Schoenmaker is zeer te spreken over zijn uitstapje naar de dienst P&O: 'Ik had er eigenlijk een beetje genoeg van bij de bibliotheek. Ik wilde na 25 jaar weleens iets anders. Bij P&O heb ik toetsingsgegevens boven water gehaald, die bijvoorbeeld worden gebruikt bij de functioneringstoelagen. Ook heb ik onderzoek gedaan naar de beloningen in relatie tot de functiewaarderingen. Totaal ander werk dan ik bij de CB doe, want ik ben documentalist. Het was een interessante ervaring, maar ik vind het niet erg dat het jaar voorbij is. Ik barst nu weer van de nieuwe energie en heb lol in mijn werk. Eenmaal terug in de bieb voelde ik me even als een kat in een vreemd pakhuis, maar dat is nu helemaal over. Een jaar wisselfunctie betekende voor mij de bekende frisse neus halen. Ik blijf ook zeker kijken of er iets anders langskomt.'