Volgens de beoordelingscommissie is het Nederlands onderzoek in de politicologie, bestuurskunde en communicatiewetenschap in het algemeen van goede kwaliteit, maar wordt te weinig baanbrekend 'pionierswerk' verricht. Voor het theoretisch kader bouwt men te vaak voort op buitenlandse voorbeelden, en als er wel aan originele theorievorming en methodologie wordt gedaan publiceert men daarover te weinig in internationale vakbladen.
Op een vijfpuntsschaal is de gemiddelde score in de categorie kwaliteit 3,6. Van de 33 beoordeelde onderzoekprogramma's noemt de commissie er vier (Leiden, Rotterdam/Leiden, Amsterdam en Twente) van zeer hoge kwaliteit. Het merendeel scoort goed tot gemiddeld, en vier (Rotterdam/Leiden, Amsterdam, en tweemaal Nijmegen) blijken er matig tot slecht. De gemiddelde scores van de onderzoekprogramma's op de aspecten produktiviteit, sociale relevantie en levensvatbaarheid zijn resp. 3,2, 3,5 en 3,6.
Het VSNU-rapport noemt als goed ontwikkelde onderzoeksthema's binnen de politicologie met name Nederlandse politiek, politiek gedrag en (in mindere mate) internationale betrekkingen en vergelijkende politicologie. Binnen bestuurskunde staan vooral de thema's organisatie van het openbaar bestuur en overheidsbeleid op een hoog niveau. En binnen de communicatiewetenschap tenslotte zijn dat onder meer de vergelijkende studie van media-systemen, communicatiebeleid, en analyse van mediaboodschappen.
De commissie vindt de internationale oriëntatie nog onvoldoende. Weliswaar verschenen er de afgelopen vijf jaar gemiddeld per programma ruim 200 publikaties, maar daarvan is maar 18 procent in internationale wetenschappelijke tijdschriften of boeken gepubliceerd. Er wordt veel buitenlandse literatuur aangehaald, maar goede Nederlandse publikaties worden te weinig vertaald. Gelukkig ziet de commissie tekenen van kentering.
Bezorgd
Bezorgd signaleert de commissie dat de financiële situatie van de vakgroepen en faculteiten niet rooskleurig is. Door de ingrijpende bezuinigingen van de jaren tachtig is de wetenschappelijke staf geslonken. De eerste geldstroom (77 procent van de financiering) neemt af, en het aandeel van de tweede geldstroom (NWO) is gering (11 procent). Vanuit de betrokken NWO-stichting, REOB, wordt vooral 'sociaal relevant' onderzoek gehonoreerd, en de commissie vreest dat het fundamenteel onderzoek daaronder lijdt.
Het Twentse programma 'Policy Design and Evaluation' van de hoogleraren dr. J. Bressers, A. Hoogerwerf (tot 1993), mr. D. Ruiter en dr. A. Steenge kreeg op de vijfpuntsschaal voor kwaliteit 4,5, produktiviteit 3, sociale relevantie 4 en levensvatbaarheid 4,5. Qua kwaliteit dus een van de vier beste programma's, qua algehele score toch een van de top zes.
Het tweede BSK-programma, 'Decision-making and Organization in a Democratic Legal State', geleid door de hoogleraren dr. P. Boorsma, mr.dr. H. de Jong, dr. C. Menting en dr. J. Thomassen deed het ook behoorlijk goed: kwaliteit 4, produktiviteit 3, sociale relevantie 4 en levensvatbaarheid ook 4. De commissie vindt hier de politieke en economische onderdelen kwalitatief overigens veel sterker dan de juridische en organisatie-poot.