Het Pionier-programma is bedoeld voor onderzoekers die zich al wel bewezen, maar nog niet gevestigd hebben. Zij krijgen in de loop van vijf jaar een bedrag van één à twee miljoen gulden om een nieuwe onderzoekslijn op poten te zetten. Het Pionier-programma bestaat sinds 1989. In die acht jaar is er 66 keer een subsidie toegekend.
Bijna de helft van de subsidies kwam terecht bij onderzoekers aan de universiteiten van Leiden (vijftien keer) en Utrecht (veertien keer). Leiden dankt die score voor de helft aan alfa- en gammawetenschappers, Utrecht doet het vooral goed in de bèta-hoek. De drie onderzoekers die de eerste maanden van 1997 met Pionier-geld aan het werk konden, werken alle in Nijmegen. De universiteit daar kreeg slechts twee keer eerder een Pionier-subsidie.
De verdeling over de wetenschapsgebieden weerspiegelt in grote lijnen de verhoudingen binnen NWO. In de bèta-wetenschappen werden tot nu toe 26 subsidies uitgekeerd. De alfa's komen er met dertien toekenningen relatief goed af, de techniek met zes juist niet. Dat de technische universiteiten weinig 'pioniers' herbergen - de Universiteit Twente verdiende zelfs geen enkele subsidie - is gezien dat laatste niet verbazend.
