'Studenten in Enschede zijn net baby's'

| Redactie

Het was niet alleen de liefde die hem terugvoerde naar Zuid-Afrika. Het was ook het verlangen naar avontuur. Toen de 'managing director' van de fabriek waar hij zijn afstudeeropdracht uitvoerde in Enschede op bezoek was en hem een baan aanbood, was de keuze snel gemaakt. 'Hij is een soort vaderfiguur. Hij wist dat ik nog met die vriendin zat.' Alex Benschop maakte zijn scriptie snel af en vertrok weer naar Modderfontein. De oud-BSK-student, die afstudeerde bij de Vakgroep Ontwikkelingskunde, vecht nu tegen de milieuvervuiling, de bedrijfscultuur en de restanten van de apartheid. 'Ik heb nog steeds niet geleerd mijn grote bek te houden.'

De AECI-fabriek in Modderfontein, eind vorige eeuw veilig gesitueerd op twee dagmarsen van Johannesburg, produceert kunstmest en explosieven. Het door Paul Kruger geopende bedrijf is in die eeuw nauwelijks veranderd. Krakkemikkige treinen voeren over een roestig spoor kolen naar oude fabrieken. De wegen zijn slecht. Overal hangt een doordringende ammoniakgeur. De daken van verroeste golfplaten zijn amper zichtbaar door de wolken water- en roetdampen die de fabrieken uitspuwen.

Milieuzorg was in het oude Zuid Afrika geen onderwerp van gesprek. Zo kon AECI tot voor kort probleemloos 600m3 afvalwater per uur vervuild met ammoniumnitraat, sulfaten en allerlei zware metalen in de rivier lozen. Dat de rivier langs een zwarte woonwijk voerde, ach, er waren belangrijker dingen. Dat het eindpunt van de rivier, de Hartbeespoordam, werd geplaagd door overmatige algengroei, wat de winning van drinkwater belemmerde, tja, daar maakte niemand zich druk om. En dan ging het nog slechts om licht vervuild water. Voor het zwaar vervuilde water heeft AECI een boerderij bij de hand. Het afvalwater werd tot voor kort ongelimiteerd over de 2000 hectare van het veeteeltbedrijf uitgesproeid.

Dispensatie

Maar de normen zijn veranderd. De fabriek heeft tot 2001 dispensatie. Wel moet het bedrijf aantonen dat het per jaar 30 procent minder vervuild water loost. 'Eerst mocht alles en nu mag er niets meer', zegt Benschop, die als milieudeskundige werkt bij een bedrijf dat onderdeel is van de AECI-groep. Zijn doel is binnen een aantal jaren een fabriek neer te zetten die het vervuilde water moet reinigen. 'Ik heb vanaf het begin gezegd dat we het niet zouden redden. Gewoon om de anderen op scherp te krijgen. Anders doen ze hier vier jaar niets en moet het in het laatste jaar gebeuren. Die werkhouding zit nou eenmaal in de cultuur.'

Benschop is de enige die de afgelopen twee jaar door AECI in dienst is genomen. Tijdens het apartheidsregime mochten blanken niet worden ontslagen. Het bedrijf heeft nu te veel werknemers voor te weinig werk. 'Zwarten werden natuurlijk wel de deur uit geschopt. Gelukkig is er nu een vakbond die het een beetje in de hand houdt. Maar dat heeft ook z'n nadelen. De vakbond kijkt naar de grote gemene deler. Ik mag iemand als hij zijn werk goed doet toch geen loonsverhoging geven.'

De Nederlander typeert de bedrijfscultuur van AECI als 'zeer centraal geleid'. Nieuwigheden zijn uit den boze. De neiging van Benschop om meestal meteen met de senior manager te praten wordt niet op prijs gesteld. De geijkte weg zou zijn eerst met de directe baas te praten. Deze neemt contact op met zíjn baas, die het op zijn beurt weer naar een hoger niveau meeneemt. 'Ik heb geleerd gelijk naar de hoogste baas te gaan. Eventuele maatregelen zijn dan zijn beslissing. Niemand weet dat ze van mij komen.'

Sabotage

Veranderingen in Zuid Afrika verlopen volgens Benschop zo traag als 'dikke stront in een trechter'. Hoewel de machtswisseling in de politieke top een feit is, is er in de maatschappij nog weinig van te merken. Zo maakte de oud UT-student de fout zwarte vrienden mee te nemen naar 'de verkeerde kroeg'. Ze werden er weggekeken. Ook schrok hij nogal van de opmerking van een huisgenoot. Na het bezoek van een vriend uit Soweto vertelde hij Benschop 'dat hij liever niet had dat zwarten van het zwembad gebruik maakten'.

De angst voor veranderingen houdt ook AECI in zijn greep. Managers die al 'god mag weten hoe lang' op dezelfde stoel zitten, houden krampachtig vast aan hun positie. De manager van de boerderij ziet helemaal niets in de plannen van Benschop. Het water wordt al honderd jaar over de landerijen gesproeid en als het aan hem ligt zal dat nog honderd jaar het geval zijn. Met de komst van een reinigingsfabriek heeft de boerderij geen bestaansrecht meer. 'Hij houdt beslissingen tegen. Probeert me op alle niveaus tegen te werken. Saboteert plannen. Die man zit al meer dan twintig jaar op die boerderij en wil gewoon niet weg. Nou kan hij sowieso niet omgaan met mijn gewoonte mijn eigen mening te willen geven. Dus liggen wij elkaar niet zo.'

Benschop heeft inmiddels een legertje vijanden opgebouwd die allemaal vinden dat hij een 'grote bek' heeft. 'Probleem is echter dat de managing director achter me staat. Dus moeten ze precies doen wat ik zeg. Maar je wordt er zo moe van. De helft van de managers is trouwens geen manager, want ze leiden niets.' Naar de maandelijkse algemene vergaderingen gaat Benschop niet meer. 'Het gaat helemaal nergens over. Iedereen wil zijn mening geven, maar ze zeggen niets. Laten ze maar een memo sturen.' Grootste moeilijkheid is dat de oudere werknemers vinden dat de veranderingen te snel gaan. 'Het gaat juist niet snel genoeg. Maar ja, ze werken er al twintig jaar. Ze zijn ingedut en niet helemaal meer bij de tijd. Zo'n bedrijfscultuur is natuurlijk funest voor iemand die hard wil werken.'

Waar hij veel tijd in steekt is het houden van bewustwordingstoespraken. 'Ik leg een zwarte operator uit dat het water dat uit de fabriek stroomt over tien kilometer langs zijn huis komt. In die rivier speelt zijn zoontje. De eerstvolgende keer dat er weer een lek is, denkt die man wel beter na en slaat gelijk alarm.'

Australië

Aan carrièreplanning heeft Benschop nog niet gedaan. Zijn werkvergunning is voor AECI, dus overstappen naar een ander bedrijf is er niet bij. Gelukkig kan hij binnen AECI nog switchen. Andere buitenlanders zitten vast bij een klein bedrijfje. 'Misschien dat ik volgend jaar wel in Australië zit. Dat lijkt me ook een prachtig land. Met mijn opleiding kan ik overal terecht.'

Zeker is wel dat hij nog een tijd uit Nederland wegblijft. Want 'Nederland kent geen grote uitdagingen'. Hoewel hij zijn vaderland, nu hij bijna twee jaar weg is, wel gaat waarderen. 'Toen ik in Nederland zat dacht ik "ach zo'n polder". Eenmaal weg denk je "wow, ze wonen daar onder de waterspiegel".'

Bijna met afschuw denkt Benschop terug aan de mentaliteit van vele studenten in Enschede. 'Studenten in Enschede zijn net baby's. Ze komen naar de UT en gaan fijn veilig op de campus wonen. Alles is voor ze geregeld. Eigenlijk zou iedere student een opdracht in het buitenland moeten doen. En wat ook zo zwak is, ze zitten allemaal bij elkaar. Komen amper de campus af. Als ze een Enschedeër tegenkomen, weten ze niet wat ze er tegen moeten zeggen.

Mocht hij over vijf jaar getrouwd zijn en kinderen hebben, dan weet hij nog niet waar hij ze wil laten opgroeien. De criminaliteit in Zuid- Afrika is enorm. 'De middenklasse woont in ommuurde huizen met prikkeldraad dat onder stroom staat. Auto's hebben verplicht een alarm. Laatst is de zwangere caissière doodgeschoten van de supermarkt waar ik mijn melk koop.'

In de avonduren is Benschop samen met de vader van zijn vriendin bezig methet opzetten van een bedrijfje. Zijn 'schoonvader' maakt synthetisch rubber waar van alles van gemaakt kan worden. Van machineonderdelen tot hondenspeeltjes. Benschop wil zich toeleggen op de verkoop van het spul. De winstmarge kan enorm zijn. 'Je maakt een hondenspeeltje voor twee rand en je verkoopt het voor twintig rand. Dat klinkt misschien vreemd, maar als het niet duur is kopen de rijken het niet.' Daarnaast ziet hij ook mogelijkheden in het importeren van koffertjes uit Taiwan. 'In één jaar tijd kun je hier miljonair worden.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.