'Top drie van Nederland' noemt Schellens zijn leerstoelgroep in navolging van de VSNU Visitatie Letteren. Volgens het onlangs verschenen eindrapport heeft toegepaste taalkunde in Twente op het gebied van onderzoek alleen concurrentie te duchten van vergelijkbare groepen in Nijmegen en Amsterdam.
De visitatiecommissie noemt de productiviteit van de Twentse groep 'goed', de kwaliteit en de relevantie van het onderzoek 'goed tot excellent', en het toekomstperspectief van het programma ronduit 'excellent'. Schellens' groep doet onderzoek naar schriftelijke communicatie, op papier en via beeldscherm, zowel binnen organisaties als van organisaties met de buitenwereld.
Volgens Schellens toont de jubelkritiek aan dat relatief kleine groepen als de zijne - toegepaste taalkunde telt momenteel zes vaste onderzoekers en vijf promotieplaatsen - mee kunnen doen op internationaal niveau, en dus gekoesterd moeten worden door de universiteit. Schellens: 'Dat staat haaks op de visie van het college van bestuur, dat zich vooral lijkt te interesseren voor het onderzoek in de speerpuntinstituten.'
Het CvB lijkt zich inderdaad te concentreren op de vier onderzoeksinstituten MESA (chip-technologie), BMTI (biomedica), CTIT (telematica), en PIT (procestechnologie). Een vijfde speerpunt in de maatschappijwetenschappen staat op het programma. Bovendien is er sprake van het op termijn 'kantelen' van de instituten: het CvB wil de financiële en beleidsmatige lijnen, die nu via de faculteiten getrokken zijn, graag verkorten. In de toekomst moeten die lijnen direct naar het college lopen.
'Het kan best zo zijn technisch-wetenschappelijk onderzoek beter gedijt in grote onderzoeksscholen', erkent Schellens. 'Maar voor kleinschaliger onderzoek in de maatschappij- en gedragswetenschappen is dat echt onzin. De UT dreigt met het streven naar één speerpunt in de maatschappijwetenschappen het kind met het badwater weg te gooien. In onze disciplines komt het veel meer aan op het stimuleren van kleine veelbelovende groepen, dan op het optrekken van grote bureaucratische bouwwerken. Vijftien onderzoekers is voor een productieve groep eerder een boven- dan een ondergrens.'
Het college van bestuur echter belooft op de kleintjes te blijven passen. Groepen van beperkte omvang zouden naar de zogenoemde 'pocketstatus' kunnen dingen, een faciliteit voor kleine leerstoelgroepen die én succesvol én van strategisch belang zijn voor de UT. In de toekomst moet die combinatie garant staan voor handhaving van het 'kleine maar fijne' karakter van groepjes als toegepaste taalkunde en geschiedenis.
Programmaleider van laatstgenoemde groep, prof. dr. Floris Cohen - die de zorgen van zijn collega deelt - weet precies wat bedoeld wordt met 'strategisch belang'. De visitatiecommissie roemde de kwaliteit van zijn onderzoeksprogramma 'Geschiedenis van wetenschap en techniek', sprak van internationaal belang, maar onthield zich van een oordeel over de houdbaarheid in de toekomst.
Dit vanwege een 'serieus conflict', zo staat in het rapport, tussen de leerstoelgroep en het faculteitsbestuur. De WMW-faculteit trok tijdens degevisiteerde periode ('92-'96) openlijk de relevantie van de leerstoelgroep geschiedenis in twijfel. 'Dat ligt inmiddels grotendeels achter ons', zegt Cohen, die aan het hoofd staat van een onderzoeksteam dat slechts vijf personen telt.
De visitatiecommissie spreekt niettemin van een verlies indien het onderzoekprogramma zou verdwijnen. 'Daar ziet het gelukkig niet naar uit', aldus Cohen. 'Binnenkort kan ik met geld uit een CvB-potje een techniek-historicus aanstellen, voor het aanjagen van een minor geschiedenis. Dat schept vertrouwen voor de toekomst, nietwaar?'