Rector Oosterlinck, de grote baas

| Redactie

Een eng middeleeuws liftje brengt de bezoeker naar het hoofdkwartier van de universiteit, op de zolderverdieping van de Universiteitshal. Het werkvertrek van rector magnificus A. Oosterlinck kijkt breed uit over de oude binnenstad. De rector is de grote baas van de universiteit. Dat is onomstreden. Niet volgens het klassieke verdeel-en-heersmodel, vertelt hij, maar als eerste onder zijnsgelijken. Een president, die bij zijn benoeming, zijn eigen vice-rectoren uitzocht -drie stuks in totaal- en kan ingrijpen als er zaken fout gaan.

En er gaat natuurlijk wel 'es wat, zoals het een echte universiteit betaamt. Oosterlinck verhaalt van het recente miljoenentekort van het academisch ziekenhuis (dat ook onder zijn hoede valt), het binnenhalen van organisatieadviesbureau McKinsey en het treffen van maatregelen om de zaak weer 'in orde' te trekken. 'Dat wordt van mij verwacht. Die invloed heeft men mij gegeven en die ik gebruik ik. Het kan betekenen dat ik de verantwoordelijke mensen verzoek op te stappen.'

Dat geldt ook voor hoogleraren of andere docenten die gewogen en te licht zijn bevonden door de zogenaamde programmacommissies, waarin studenten een belangrijke stem hebben. Samen met de decaan evalueren zij de wijze van doceren en het cursusmateriaal. 'Fouten worden in besloten club bijgestuurd. Als dat remidiëren geen vrucht afwerpt volgt er een zeer duidelijk gesprek waarin ik de betrokkene vraag vervroegd op te stappen. Dat komt voor, ja.'

'Ik ben een leider, inderdaad, ik probeer de mensen te begeesteren. Men verwacht van mij visie, ik leg mijn oor overal te luister, van hoog tot laag. Ik verzeker u, dit is geen gemakkelijke universiteit. We zijn bezig een coherente identiteit te ontwikkelen, maar dat valt niet mee. Kijk, kwalitatief hoogstaande universiteiten als Cambridge en Oxford trekken nog geen 5% van het beschikbare potentieel aan studenten, maar wij zijn een massa-universiteit met een hoog kwaliteitsgehalte. Daar zit een dilemma in, je kunt niet zowel in onderzoek als onderwijs excellent zijn. We zien wel wat het het optimum is. Hard werken is hier het parool, met een strenge interne kwaliteitszorg. Ook het onderzoek wordt verplicht doorgerlicht.'

Oosterlinck, die lid is van de raad van toezicht van de TU Eindhoven, vertelt dat de top van de universiteit niet stuurt op het gebied van onderzoek, behalve dan in kwalitatief opzicht. 'Wij werken niet met specifieke speerpunten of domeinen. Wat zegt het om zo'n kwaliteitsdomein in huis te hebben. Is vaak een kwestie van een excellente prof ergens vandaan importeren. Nee, het hangt gewoon van de proposals af. Wat goed is krijgt een kans. Dat geldt nadrukkelijk ook voor een discipline als godgeleerdheid.' Soepel springt de universiteit met bijklussende hoogleraren om. Octrooien zijn eigendom van de universiteit, maar een deel van de revenuen vloeien naar de vakgroep. En het is geoorloofd een dag per week consultancy te doen, of andere lucratieve projecten op touw te zetten.' Meer dan in Nederland, zo blijkt, is de hoogleraar in België een eerbiedwaardig instituut met veel invloed. Van oudsher zitten ze veelal op sleutelposities binnen de universiteit, ook in beheersmatige zin. En niet iedereen is daar even blij mee, want niet iedere prof is een goede manager.

Oosterlinck blijkt geïnteresseerd in de Twente universiteit. Het gaat weliswaar om lang niet het enige samenwerkingsverband met een buitenlandse universiteit - met geloofsgenoot Nijmegen bestaan al innige banden- maar juist het vernieuwende karakter van de UT spreekt tot zijn verbeelding.'Dat aspect zorgt voor de broodnodige veranderingen. Ik leer de UT graag kennen'.

Bert Groenman

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.