De universiteiten vergrijzen in hoog tempo. Het aantal `jonge' personeelsleden tot 49 jaar is vorig jaar opnieuw gedaald, terwijl de vijftig-plussers juist in aantal zijn toegenomen.
Dat blijkt uit cijfers van de VSNU, de vereniging van universiteiten, over het jaar 1997. Acht jaar geleden was ruim twintig procent van het mannelijke universitaire personeel ouder dan vijftig. Inmiddels is dat opgelopen tot bijna 33 procent. Omgerekend zijn dat 10.800 mannen.
`Jong personeel' wordt een relatief begrip voor de universiteiten. Zelfs mannen tussen de 45 en 49 worden al zeldzamer, blijkt uit de cijfers. Ook het aantal personeelsleden ouder dan 25 jaar is opnieuw gedaald.
Wel hebben de universiteiten in 1997 weer wat meer onderzoekers aangesteld onder de 25 jaar. Maar het zijn er nog altijd minder dan in 1990, toen de VSNU voor het eerst personeelsstatistieken ging bijhouden.
Bij de vrouwen is het beeld identiek. Ook zij zien het aantal jongeren minder worden. Verder blijkt dat de vergrijzing bij vrouwen al begint bij de groep 45 jaar en ouder. Die neemt sinds 1990 fors toe. Bedroeg hun `aandeel' toen bijna negentien procent, inmiddels is dat opgelopen tot dertig procent, goed voor 5650 vrouwen.
De VSNU wijt de vergrijzing aan de elkaar snel opvolgende bezuinigingen. Daardoor konden zij nauwelijks nieuw personeel aannemen. En dat blijft nog wel even zo, voorspelt de VSNU, nu het kabinet de universiteiten opnieuw bezuinigingen oplegt. De universiteiten voeren wel meer onderzoek uit voor het bedrijfsleven, maar veel nieuwe medewerkers in vaste dienst levert dat volgens de VSNU niet op. 'Dat is in feite allemaal tijdelijk werk.'