Van Vught mag dan internationalisering een speerpunt van de Universiteit Twente noemen, uit het onderzoek van de Wetenschapswinkel blijkt dat niet. Want het aantal studenten dat naar het buitenland gaat, is nog steeds laag. Die tendens wordt overigens niet alleen aan de UT gesignaliseerd, maar aan alle Nederlandse universiteiten.
Ruim 60 procent van de studenten heeft interesse om naar het buitenland te gaan, maar slechts 14 procent gaat daadwerkelijk voor de studie de grens over. Hoe dat komt en wat studenten en docenten als oorzaken daarvan zien, is uitvoerig in het onderzoeksrapport te lezen. De opdrachtgevers BIS en PITS willen daarnaast weten hoe zij studenten het beste kunnen stimuleren om naar het buitenland te gaan.
Hoogleraren
Meer dan vijfhonderd studenten van verschillende studierichtingen zijn telefonisch ondervraagd over studeren, stage en afstuderen in het buitenland. En bijna tweehonderd docenten en hoogleraren hebben enquêteformulieren ingevuld. Slechts een derde van hen wilde meewerken. Vooral professoren lieten het afweten. Ze begeleiden nooit studenten die naar het buitenland gaan. Dat laten ze aan docenten over.
Aan stage- en onderwijscoördinatoren besteedden de onderzoekers extra aandacht. Niet voor niets, want uit het onderzoek blijkt dat de meeste studenten die naar het buitenland willen als eerste aankloppen bij hun stagecoördinator. Zeker als het over een stage gaat. Stagecoördinatoren kregen daarom een speciale behandeling. In een persoonlijk gesprek konden zij hun visie op de problematiek geven.
Als laatste was de Vakgroep Ontwikkelingskunde (VOK) aan de beurt. Zij heeft een aparte status als het gaat om afstuderen. Hoewel het een leerstoel is van de faculteit Technologie & Management kunnen studenten van alle faculteiten daar de laatste fase van hun studie afronden. 'Een mooie kans om in een ontwikkelingsland terecht te komen,' noemen studenten de vakgroep.
Ideaal
Stage lopen in het buitenland blijkt de ideale manier voor studenten om een kijkje over de grens te nemen, omdat er niet al te veel risico's aankleven. De meeste stagecoördinatoren stimuleren hun pupillen zelfs om ver van huis bij een bedrijf aan de slag te gaan. Veel sturing vanuit de UT is niet nodig en mocht het niveau van de opdracht niet hoog genoeg zijn dan is dat niet zo'n ramp, volgens de stagecoördinatoren. Het gaat immers om ervaring opdoen.
Afstuderen is anders. Maar liefst 42 procent van de docenten staat negatief tegenover afstuderen in het buitenland. Sterker nog: ze willen de studenten niet eens begeleiden. Vooral omdat ze bang zijn dat de kwaliteit van deopdracht niet hoog genoeg is. Ze kunnen er vanuit Nederland ook geen invloed op uitoefenen, omdat de communicatie met het buitenland meestal slecht is.
Studenten, die niet naar het buitenland gaan, melden dat ze geen tijd en geen geld hebben om ver weg te gaan. Vooral van het afstuderen over de grens zien zij af, omdat de tijdsdruk te groot is en zij vaak maar een paar maanden hebben waarin hun studie moet worden afgerond. Door de enorme papierwinkel vooraf, hebben ze bij voorbaat al geen zin om weg te gaan. Ze denken dat de rompslomp er omheen hen veel te veel tijd kost. Studenten, die wel naar het buitenland zijn gegaan, zijn veel minder obstakels tegen gekomen dan ze verwacht hadden. Ook de voorbereiding viel hen mee.
Contacten
De meerderheid van de studenten gebruikt de speciaal voor hen opgerichte internationale studentenorganisaties nauwelijks om contacten in het buitenland te leggen. Degenen die echt weg willen, weten de weg wel te vinden naar de internationale organisaties. Sander Veenis, coördinator van PITS betreurt dit. 'We moeten ons dus beter profileren.' Hij denkt dat bij de grote groep studenten, die niet actief is, bij allerlei verenigingen veel te halen is. 'De actieve studenten gaan toch wel naar het buitenland. Zij horen van vrienden hoe alles werkt. Juist van de studenten die deze contacten niet hebben, moeten we het hebben. Voor hen kunnen we ook veel betekenen.'
Opvallend is dat het aantal studenten dat via BIS contacten legt in het buitenland niet boven de 10 procent uitkomt. Nu verwijzen vaak andere instanties, als het gaat om de centjes, studenten door naar het bureau. Veenis: 'BIS heeft het erg druk. Veel tijd om zich te profileren heeft ze niet. Ik heb de indruk dat ze met ondercapaciteit kampen.'
Veenis heeft wel een advies voor de UT. 'Als de Twente zich als internationale universiteit wil profileren, dan moet er een international office komen. Oftewel er moet een aanspreekpunt komen voor studenten die naar het buitenland willen. De drempel moet lager worden. Dus uitbreiden van BIS, denk ik.'