Het PIT bestaat uit acht gewone leerstoelen en vijf tot zes 'parttimers' van de faculteiten Chemische Technologie en Werktuigbouwkunde. Onlangs trok CT een nieuwe hoogleraar van DSM aan als overlappende opvolger van de hoogleraar fysische scheidingen. Voor de nieuwe leerstoel scheidings- en reactortechnologie heeft Van Swaaij een 'man van wereldfaam' op het oog die volgend voorjaar het PIT komt versterken. Wie het precies is wil de CT-professor niet zeggen maar wel dat hij komt.
Van het aantrekken van expertise voor de directe combinatie van scheidingstechnologie en reactorkunde, verwacht Van Swaaij een belangrijke stimulans. In verfijnde chemische processen is de tendens om de goede producten die zich in de reactor vormen, gedurende de reactie zo snel mogelijk af te scheiden. Vooral naar membranen en molzeven wordt in Nederland veel onderzoek gedaan.
Hoger plan
De EZ-notitie Technologieradar identificeert de scheidingstechnologie in Nederland als belangrijk voor de toekomst. Volgens Van Swaaij is een aantal jaren geleden het werk in de scheidingstechnologie door onderbezetting wat teruggelopen. Het PIT kan met een extra bijdrage aan de Onderzoeksschool Procestechnologie (OSPT) - waarin faculteiten van zes universiteiten in Nederland participeren - het onderzoek verder op een hoger plan helpen. Samenwerking met het TOP-instituut voor Polymeertechnologie en met kennisinstituten als TNO, waarvoor de faculteit jaarlijks al een half miljoen gulden van de UT ontving, staan voor Van Swaaij centraal. 'Het is de bedoeling dat het PIT al het procestechnologische onderzoek in Twente bindt, en daarmee haar positie op landelijk niveau versterkt.'
Specialisme
De drie belangrijkste onderzoeksgebieden van het PIT zijn: reactorkunde/procesontwikkeling, scheidingstechnologie en polymeerprocessen. Eén van de ambities van het PIT is om binnen vijf jaar een vierde specialisme hieraan toe te voegen. Net als bij het aantrekken van de 'onderzoeker van wereldfaam' weet Van Swaaij precies wat hij op het oog heeft, maar zwart op wit wil hij nog niets vastleggen. 'Het gaat over een speciale koppeling van de procestechnologie met een totaal ander gebied', zegt VanSwaaij alsof hij een cryptisch vraagstuk opgeeft. Ook het aantal letters van de oplossing vertelt hij er niet bij.
Pas echt tevreden is Van Swaaij wanneer de resultaten van het PIT-onderzoek in de verbetering van industriële processen ingezet worden. 'We willen onderzoek doen op de punten waar het in de chemische industrie echt op aan komt. Als wetenschappers richten we ons op de knelpunten waar de vooruitgang wordt gehinderd door gebrek aan wetenschappelijke kennis.'
Grote stap
Omdat het bedrijfsleven minder eigen R&D uitvoert moeten universiteiten een grotere stap maken om hun vindingen relevant te maken voor de markt. Samenwerking van het PIT met kennisinstituten, gespecialiseerde ingenieursbureaus en spin-off bedrijven van de UT ligt daarom voor de hand.
Ondanks de mogelijkheden die dit biedt, zet Van Swaaij wel enkele kanttekeningen bij deze trend. Van Swaaij: 'Kennis is meer en meer een verhandelbaar product geworden dat je kunt inkopen en rechtstreeks op de wereldmarkt kunt zetten. Volgens mij gaat het bedrijfsleven hierin soms te ver. Op hun core-business mogen ze hun eigen R&D nooit verwaarlozen. Kennis die echt nodig is, kan schaars worden. Men gaat er te gemakkelijk van uit dat het kennisaanbod automatisch gegarandeerd is.'
Als voorbeeld van een meer marktgerichte aanpak kan de membraantechnologie dienen, van oudsher een sterk punt van de faculteit. Op de Universiteit Twente zijn zeer mooie membranen ontwikkeld, maar de weg naar de markt is lang niet altijd optimaal bewandeld. Van Swaaij: 'We moeten ons meer richten op de hele productketen; een membraan alleen is niet voldoende. Zo loopt Nederland flink achter op de Oosterburen. Daar bestaat in de apparatenbouw veel meer kennis over de inbouw van membranen in installaties. Van universiteiten moet je niet verwachten dat ze een kant en klare machine afleveren. Maar in het voortraject van de bouw van een complete installatie voor een nieuw membraan kunnen wetenschappers wel een belangrijke bijdrage leveren.'
Recycling
Ook in de toekomst blijft duurzame technologie volgens Van Swaaij een sleutelbegrip. Voor recycling, met name in de autoindustrie, is het belangrijk dat voor verschillende functies zoveel mogelijk dezelfde soort kunststoffen inzetbaar zijn. Van polypropyleen zijn tegenwoordig een hele range van producten - van slagvaste buizen tot dunne folies - maakbaar die allemaal afkomstig zijn uit een en hetzelfde basispolymeer.
Traditionele producten als PVC, waarin het milieuonvriendelijke chloor zit, krijgen voor een aantal verpakkingstoepassingen al gevoelige klappen te verwerken. Voor dakgoten en buizen zal het goedkope en weersbestendige PVC nog lang de voorkeur verdienen, maar de materialenmarkt is hoe dan ook gevoelig voor verschuivingen. Van Swaaij: 'Het gaat erom de hele levenscyclus van een materiaal in een product te analyseren en daar naar verbeteringen te zoeken. Voor de lange termijn zal duurzame technologie voor het PIT dan ook een belangrijk thema zijn.'
Topmensen
Behalve goed onderzoek wil Van Swaaij ook goede wetenschappers en ingenieurs afleveren. De twaio-opleiding is volgens de reactorkundige daarbij een belangrijke schakel. Zo kan CT ingenieurs in de procestechnologie afleveren die in het bedrijfsleven taakgericht te werk gaan. De aanpak van prof. dr ir. Geert Versteeg heeft inmiddels geleid tot bestendige contacten met het bedrijfsleven. Van Swaaij: 'Het aantal Nederlandse studenten neemt af maar wij vinden dat de capaciteit van de twaio-opleiding best met tien tot vijftien mensen omhoog kan. We oriënteren ons daarbij internationaal. We willen topingenieurs afleveren voor de Nederlandse markt, maar dat hoeven niet allemaal Nederlanders te zijn.'
Egbert van Hattem
De twaio's die CT aflevert kunnen in het bedrijfsleven taakgericht aan het werk.