Nooit meer feest

| Redactie

De koelkasten zijn afgeladen met bier en wijn, de zakken chips goed verdeeld over de beschikbare ruimte. Het is feest bij mij thuis. De aanwas van genodigden neemt schrikbarend toe naarmate de tijd vordert. Het geluidsniveau ook. Maar dat maakt niet uit, want de gezelligheid zit er goed in. In de algehele euforie vliegen chips door de lucht en bedekken het tapijt. Vrolijk stampt men op de vloer die steeds verder doorbuigt, totdat een boze huisgenote het instorten van het huis voorkomt.

Inmiddels word ik buiten ontboden om te zien hoe een paar van mijn gasten de Volkswagen Kever van mijn bejaarde buurvrouw onder een hoek van zeventig graden op de weg geplaatst hebben. Ik prijs hen om hun origineel bedachte barricade, maar probeer hen ervan te weerhouden zich met meer van dit soort praktijken te bezigen. Het is al te laat: één van de genodigden komt overstuur vertellen dat hij zojuist door een overbuurman met de dood bedreigd is. Dit vanwege zijn pogingen diens raamkozijn te bewateren. De betrokkene spoedt zich naar binnen om naar eigen zeggen zijn schrik met alcoholica weg te werken.

Ik moet ze centraliseren. Bijeendrijven om hun vermolmde zielen van ondeugdelijke ideeën te vrijwaren. En daarna moet deze anarchistische enclave ontbonden worden.

Geruime tijd later is, op een enkeling na, iedereen afgedruppeld. Ik leid het bedaarde gezelschap, de overblijvers, dat als een stel mummies tegen elkaar wauwelt, vakkundig de trap af en sluit de deur achter hen. Zuchtend. Wat rest is onbewoonde chaos. Een troosteloos parket van verkruimelde chips, peuken en bierflessen. Bevroren dood en glazen kilte. En drukkende stilte. De eenzaamheid van een achterblijver. Mijn ontredderde ik. Met nog één gedachte te denken: nooit meer feest.

De auteur studeert CT&M. Hij geeft de pen door aan Steven Dorrestijn, student WWTS/WB.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.