Inhoudelijk was het Major-minorsymposium van afgelopen vrijdag een verademing. Eindelijk dan stond de filosofie centraal, de diepere gedachte achter Major-minor, het onderwijsconcept waarmee de UT de twintigste eeuw in wil. Sprekers met kijk op hoger onderwijs - specialisten uit de politiek, het bedrijfsleven en de universitaire wereld - lieten hun licht schijnen over zaken als 'academische breedte' en 'flexibilisering van kennis'.
Vanzelfsprekend nam UT-rector Frans van Vught, de inspirator van de onderwijsvernieuwing, het voortouw. De rector magnificus schraapte nogmaals zijn keel, en gaf de wellicht meest bevlogen versie ten beste van het verhaal dat hij een jaar geleden voor het eerst afstak: Major-minor in Twente. Maar nu ontdaan van invoeringsschemata, kostenramingen, en bovenal: de hidden agenda van de studentenaantallen.
Flair
En dan, als het om grotere lijnen en diepere inzichten gaat, krijgt het concept de flair die het nodig heeft. En dit lukte vrijdag, óndanks de kritische invalshoek die de verschillende sprekers kozen. Zo confronteerde W. van Velzen, directeur Wetenschappelijk Onderwijs bij het ministerie van OC&W, Major-minor met een werkbare definitie van het begrip academische vorming.
Een pas afgestudeerde, betoogde de onderwijsman, mag zich 'academisch gevormd' noemen als hij taalvaardigheid, rekenvaardigheid en het vermogen tot logisch redeneren koppelt aan disciplinaire kennis op een bepaald vakgebied, zich een wetenschappelijke houding van scepsis en ontdekkingsdrift weet aan te meten, en bovendien kennis over een ander vakgebied bezit en weet in te zetten.
Met name aan dat laatste ontbreekt het jonge academici nog wel eens, stelde Van Velzen, en juist daar kan volgens hem de meerwaarde van Major-minor liggen. Kàn, zo benadrukten ook Marije Lieuwens van de Landelijke Studentenvakbond en Hans Blankert van werkgeversvereniging VNO-NCW, die beiden waarschuwden voor mogelijk 'cafetaria-onderwijs': studenten die lukraak vakjes bijelkaar plukken om zo aan het vereiste aantal studiepunten te komen. Als de Major-minorcombinaties te weinig samenhang zullen vertonen of onvoldoende inspelen op situaties in het bedrijfsleven, zo waarschuwden de twee voorzitters, schiet de verbreding haar doel voorbij.
Trots
Getuige Van Vughts speech is aan dit alles gedacht. 'Voor u staat een trotse Rector!', zette hij in, en deed het voorkomen alsof Major-minor gisteren van start had kunnen gaan. 'Trots op een academische gemeenschap die in anderhalf jaar tijd in staat is gebleken een nieuwe onderwijsformule voor de UT te ontwikkelen. En: '... wij [hebben] een concept gerealiseerd dat naar mijn bescheiden mening uniek is voor Nederland' en 'dat zich het best laat vatten in de volgende steekwoorden: flexibiliteit, verbreding,vrijheid, vorming en studentgerichtheid.' Hebben gerealiseerd zei Van Vught, die de voltooide tijd niet schuwde.
De werkelijke stand van zaken is echter een stuk minder afgerond. De faculteiten, die de kar inhoudelijk moeten trekken, hebbe nog weinig tot niets 'ingevuld'. Over het aanbod van minors bleek tijdens een speciaal voor 2 oktober belegde CCO-vergadering geen enkele consensus te bestaan.
Eerst degradeerden de gezamenlijke opleidingsdirecteuren een als definitief bedoelde minorlijst tot 'indicatief', voorts stelden zij een stuurgroep aan die de komende tijd eerst eens de criteria voor zo'n lijst mag gaan vaststellen. Eenzelfde verhaal geldt voor de Majors. Hoewel deze 'hoofdvakken' sterk geënt zullen zijn op de bestaande specialisaties binnen de studierichtingen - en dus relatief eenvoudiger te maken zijn dan de minors - moeten ze wèl eerder af zijn. En veel 'gerealiseerd' is er nog niet.
De eerste beer die geschoten moet worden is de flexibele propedeuse. Volgend jaar september meldt zich reeds de eerste lichting studenten die uitgaat van de zogenoemde 'pijnloze switch'. Bevalt de gekozen studie niet, dan kan na drie maanden zonder verlies van studiepunten worden overgestapt naar een aanverwante opleiding, zo leert de Major-minorfolder van VEB.
Tot ontsteltenis van de opleidingsdirecteuren, die in dezelfde folder moesten lezen dat de propedeuse inderdaad flexibel zou worden, en zich voor een voldongen feit zagen geplaatst. Een stuurgroepje dus.
Van de 25 miljoen gulden die het CvB voor het hele Major-minorproject uittrekt, heeft pas anderhalf miljoen een bestemming. Elke faculteit krijgt een 'werkbudget' van veertig duizend gulden om een Major-minordraaiboek te maken. Voor de flexibilisering van de propedeuses stelt het CvB negentig mille per faculteit beschikbaar. De CCO-stuurgroepen mogen zestig duizend gulden verdelen. Wat met de rest van het geld gaat gebeuren is nog onduidelijk.
Het lijkt symptomatisch voor de stijl van regeren van dit college van bestuur: aan de buitenwacht meedelen dat alles in kannen en kruiken is, terwijl de zaak intern nog nauwelijks in de grondverf staat. Zo'n voorschot op de toekomst kan het beste uit een organisatie halen, maar richt voor hetzelfde geld een spoor van vernieling aan. Voorlopig lijkt Van Vughts voortvarendheid de ultieme stok achter de deur.