Rector Frans van Vught wrijft in zijn ogen en reageert zuchtend: 'Zoveel rumoer had ik niet verwacht. De commotie moet voor een groot gedeelte op misverstanden berusten. Persoonlijk ben ik er echt van overtuigd dat onze voorstellen gebaseerd zijn op de brede discussie die we de afgelopen anderhalf jaar gevoerd hebben.'
'Natuurlijk, zo praten bestuurders. Maar is selectief winkelen geen betere benaming?', riep Dick Meijer van de Centrale Ondernemingsraad tijdens het maandag gehouden debat over de nieuwe plannen, waar Van Vught overigens niet bij was. Daarmee verwoordde hij helder de mening van de Sportraad, Apollo, COP en de meeste personeelsleden. Want zo redeneren die: de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport Kansen op de campus zijn juist niet overgenomen. Het CvB creëert aan de ene kant een Student Union met studenten die gaan besturen, en aan de andere kant twee diensten die de Union moeten ondersteunen. Terwijl het campusmanagement en de Raad voor de Campusvoorzieningen nou net hadden besloten dat studenten en professionals de campus samen bleven besturen. Middels een dagelijks bestuur dat zou bestaan uit een aantal studenten, de directeurcampus voorzieningen en een onafhankelijke voorzitter. Een minimale verandering vergeleken met de huidige bestuursstructuur, dat wel. Immers alleen de onafhankelijke voorzitter is nieuw.
'Tja', zegt Van Vught, 'het recente verleden heeft bewezen dat de samenwerking tussen de directeur campusvoorzieningen en de studenten alles behalve optimaal was. Wij vonden dat er een structurelere oplossing nodig was. Daarom hebben we gekozen voor een union en twee contactpersonen voor studenten, één bij de dienst studentenzaken en één bij het facilitair bedrijf. Ik noem dat niet selectief winkelen maar besturen. Waarbij we, ik zeg het nogmaals, rekening hebben gehouden met zoveel mogelijk belangen.'
Door de scheiding tussen studentenbestuur en professioneel bestuur krijgen studenten wel minder directe macht. Nu hebben studenten op bestuurlijk gebied - theoretisch - een hiërarchische verhouding met de dienst campusvoorzieningen. Die verandert in een overleg en afspraken relatie met twee contactpersonen. Eén bij het facilitair bedrijf en één bij de dienst Studentenzaken. Van Vught daarover: 'Ik kan me voorstellen dat ze bang zijn dat ze minder macht krijgen. Maar het is echt onze bedoeling dat studenten juist meer gaan besturen. Het voorstel laat zoveel ruimte dat ze zelf in kunnen vullen hoe ze de relaties precies vorm willen geven. Voor ons staat voorop dat de studenten de campus gaan runnen.'
Bovendien krijgt de Student Union in de visie van Van Vught een groot ongeclausuleerd budget en kan ze gebouwen onder hele billijke condities huren. Met die gebouwen kunnen ze vervolgens doen wat ze zelf willen. Dure schoonmaakcontracten en bierprijzen die de pan uit rijzen zullen voorgoed tot het verleden behoren. De Union kan zelfstandig - en dus goedkoop - inkopen en de ruimtes in de gebouwen aan derden verhuren.
Maar wordt er dan niet een te zware wissel op studenten getrokken? De studenten die actief zijn bij de studentenverenigingen uit de Pakkerij of Euros zullen de extra verantwoordelijkheid en de grotere vrijheid juist als uitdaging zien. Maar sporters en cultuur-minnaars willen het liefst zonder al te veel rompslomp volleyballen of toneelspelen. Die laten de verantwoordelijkheden en het geregel liever over aan professionals.
Van Vught onderkent het probleem. 'Daarom krijgen studenten maximale steun van ons. In de vorm van studiepunten, een bestuursbeurs en professionele begeleiding als ze dat willen. Bovendien praat ik met de faculteit Bestuurskunde over een minor bestuurlijke praktijk. Daarmee kun je, door in de Student Union te gaan zitten, zó 21 studiepunten verdienen.'
Bovendien gaat de contactfunctionaris bij de dienst studentenzaken de Student Union intensief ondersteunen. 'Het ligt in onze bedoeling dat die persoon zich fulltime voor studenten in gaat zetten. Het wordt een soort campusdecaan nieuwe stijl', aldus Van Vught.
Van het verwijt dat de plannen verkapte bezuinigingen zouden zijn, wil de rector niets weten. 'Het budget dat nu aan de campus opgaat, blijft er ook in de toekomst aan opgaan. Er wordt niemand ontslagen en er hoeft ook niks minder. Wij gaan niet op de campus bezuinigen.'
Ook de splitsing van de dienst Campusvoorziening houdt de gemoederen van de campusbevolking danig in beroering. Volgens de adjunct-directeur van het sportcentrum, André Ligthart, wordt er 'dom eenvoudig' een streep dwars door de organisatie getrokken. Ook studenten zijn bang dat ze zich straks voor de instructie bij het ene, en voor de zaalverhuur bij het andere loket moeten vervoegen. En dat lijkt hun lastig.
Van Vught: 'Het is helemaal niet onze bedoeling een wig tussen mensen of diensten te drijven. 'Ik weet niet of een portier onder het Facilitair Bedrijf en een lichttechnicus onder Studentenzaken gaat vallen. Maar als studenten en medewerkers zeggen dat bepaalde functies bij één dienst thuis horen, dan valt daar over te praten. De plannen laten genoeg ruimte.'
Op de vraag wie uiteindelijk de directeur van het grote Facilitair Bedrijf wordt, wil Van Vught niet ingaan. Het college zegt ingenomen te zijn met de tijdelijke bestuurswissel tussen Ben Olde Agterhuis en Walter Bout. Maar aan het feit dat Olde Agterhuis tijdelijk hoofd is van een op te heffen dienst kunnen volgens de rector geen conclusies worden verbonden.
Van Vught zijn boodschap is duidelijk. Het fantoom van de weerstand moet weer terug naar de kruipruimte in de Vrijhof en het Sportcentrum. 'Nogmaals', zegt de rector zijn handen vertwijfeld opheffend, 'het college van bestuur wil dat het besluit zo breed mogelijk gedragen wordt. Daarom hebben we voor een breed kader gekozen waarbinnen nog heel veel ingevuld kan worden. Het is vooral aan de studenten om met goede voorstellen te komen.'