Decaan J. Pieters: 'Het had wat positiever gemogen'

| Redactie

'Wat in het betoog van Wijnen niet echt doorklinkt, maar tijdens de visitatie wel degelijk in positieve, kwalitatieve zin is benoemd, is de inhoud van het programma. We zullen proberen dat aspect in het definitieve rapport meer benadrukt te krijgen', aldus decaan Jules Pieters in zijn commentaar op de bevindingen van de, door de Maastrichtse onderwijskundige Wijnen geleide, commissie. Onderwerp van kritiek betreffen de samenhang van het curriculum, de autonomie van de docenten en vakgroepen, de beleidsvorming en de hoge studielast.

'Wijnen levert nogal wat kritiek op TO, dat klopt, en die zullen we ons uiteraard ter harte nemen. Jammer was dat hij over het 'grote aantal positieve punten' dat hij in zijn inleiding aankondigde, niet verder uitwijdde. Dat zou de zaak wat meer in balans hebben gebracht. Aan de andere kant besef ik ook dat wij als 'makers van onderwijs' zo ongeveer een dubbele beoordeling krijgen, eentje zoals iedere studierichting die ondergaat, maar ook eentje door een puur onderwijskundige bril. We worden dus extra op onze onderwijskundige kant afgerekend, wat overigens terecht is, maar het maakt 't ook extra moeilijk om hoge scores te halen.'

Pieters had graag wat meer willen horen over de innovatieve werking van het teletop-project, waarbinnen docenten van de verschillende vakgroepen kennis en kundes uitwisselen en waarbinnen ook de didactische visie van de faculteit verder gestalte krijgt. 'Teletop is een bindend element en zorgt voor telematische innovatie in het onderwijs. Natuurlijk is teletop geen doel op zichzelf, het gaat er niet om het onderwijs steeds verder te telematiseren. En wat die geconstateerde al te grote autonomie van de vakgroepen betreft, ik erken de situatie. Daar zullen we aan moeten werken, maar ik wil voorkomen dat een mogelijk strakkere centrale aansturing van bovenaf botst met, zeg maar, de beroepstrots en eigen invulling van de docent.'

Ook de internationale activiteiten van TO, de afstemming van de opleiding op de beroepspraktijk en de wijze waarop de faculteit contacten onderhoudt met afgestudeerden, acht Pieters onderbelicht. 'Wat we zelf bijzonder vinden is dat we al onze afgestudeerden na hun afzwaaien, een 'rugzakje' meegeven, inhoudend dat ze bij ons, vanuit hun baan, ter waarde van vijftien studiepunten gratis onderwijs kunnen volgen.' Een recente enquête onder alumni toont volgens Pieters aan dat men over het algemeen tevreden is over de gevolgde studie. 'Vergeet ook niet dat wij hoegenaamd geen werkloosheid kennen onder onze afgestudeerden.'

Een belangrijk kritiekpunt van de visitatiecommissie is dat de TO-studie onvoldoende studeerbaar is. Pieters meent te weten op basis waarvan Wijnen c.s. tot die conclusie is gekomen. 'Waar men onder andere over valt is het grote aantal toetsmomenten in het eerste jaar, zestig in totaal. We hebben benadrukt dat dat lang niet allemaal tentamens zijn, maar ook deeltentamens, opdrachten en ander huiswerk. Toegegeven, het is veel, maar onze opzet is van het begin af aan geweest de student aan het werk te zetten, mede ten behoeve van hun zelfstandigheid. En dat velen te lang over de studie doen, komt ook omdat menig student al tijdens zijn studie een baan krijgt waardoor het afstuderen wordt opgeschoven.' Pieters vertelt dat uit een onderzoek onder studenten blijkt dat de meesten geen veertig uur per week studeren - het gemiddelde ligt rond de dertig - maar dat men wél de hele week door voortdurend met de studie bezig is.

De geringe deelname van hoogleraren in de eerste twee studiejaren wordt door Pieters erkend. 'Daar willen we ook aan werken. Uiteindelijk komt eenvwo-er naar de universiteit om op gezette tijden een professor voor de klas te zien, aldus Pieters die benieuwd is hoe andere onderwijskundige opleidingen zullen worden beoordeeld.

Bert Groenman

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.