We schrijven 5 maart 1998. De opkomst is, gezien het kaliber van de aanwezige literatoren, laag te noemen. Giphart mag zich zo langzamerhand tot de bekendere schrijvers van deze tijd rekenen en Van Duijn doet het, gezien de verkoop van zijn debuutroman 'Para!' ook zeker niet slecht. Wellicht was een stad als Amsterdam of Utrecht een betere voedingsbodem geweest voor het symposion dan het overwegend technisch georiënteerde Enschede. Alhoewel.
Desalniettemin weten de heren schrijvers het publiek op geheel eigen wijze aan zich te binden. Van Duijn, als eerste spreker aan het woord, stelt expliciet niet te willen deelnemen aan de populaire type-powerpoint-presentatie, maar had dit misschien beter wel kunnen doen. Halverwege zijn relaas in populair, generalistisch taalgebruik is hij dusdanig verward in de door zijn woorden gebreide trui, dat het publiek moet helpen de kluwen te ontwarren. Toch heeft zijn stijl iets leuks, waardoor de presentatie interessant blijft. Inhoudelijk komt hij met een aantal vernieuwende punten. Raakt gevoelige snaren. 'Waar ben ik mee bezig?', 'Wat wil ik in mijn leven?', 'Heb ik een vrije keus en zo ja, wat zijn mijn opties?'. Vraagstukken die elke student in zijn studietijd wel eens tegenkomt.
'Studeren is als roken,' aldus Van Duijn. 'Je rolt erin op jeugdige leeftijd. Alsof het een logische gang van zaken is. Op een gegeven moment ga je aan jezelf twijfelen, maar je stopt niet vanwege je omgeving. Je bent als het ware gehersenspoeld met het idee dat je niet zonder kunt.' Zijn advies: volg je passie. Roest niet vast in datgene wat je denkt dat men van je verwacht, maar ga voor datgene, waar je gelukkig van denkt te worden. Dit devies sluit aan bij zijn eigen leven. Na twee jaar Kunstmatige Intelligentie aan de UvA is hij gestopt met studeren, heeft hij een boek geschreven en staat hij inmiddels aan het hoofd van zijn eigen internetbedrijf.
Ronald Giphart heeft net als zijn collega de studie niet afgerond. Na drie jaar studie van de Nederlandse taal, besloot hij het geleerde te praktiseren in de vorm van het schrijven van boeken en verhalen. Student-af kun je hem, gezien zijn levensstijl, echter niet noemen. Met een stalen gezicht beweert hij wakker te worden met het vier uur journaal, hetgeen hem meer student maakt dan jij en ik bijelkaar. Want studenten zijn wel vrij, maar op macroniveau ben je gevangen in de plannen van bijvoorbeeld een Ritzen of een ouderlijke macht. Ronald, die zich duidelijk niet verdiept heeft in het thema van de avond, kan inhoudelijk weinig bijdragen aan de discussie. Wel brengt hij een prachtige kenschetsing-uit-eigen-werk ten gehore over typische studentikoze, haast corporale rituelen. Hij onderstreept ook het belang hiervan. Studeren is niet alleen het consumeren van wetenschappelijke informatie, maar een ontgroening tot het echte leven. Daar moet tijd in geïnvesteerd kunnen worden. Hij vindt het dan ook fout dat dit in het tijdperk van martelwerktuigen als temponorm en prestatiebeurs steeds minder mogelijk is.
Uit de publieke discussie na de pauze komt niet echt een verhelderend 'statement'. Conclusies van de schrijvers blijven onveranderd. En misschien heeft een aanwezige, twijfelende student - gesteund door de levensloop van beide heren - net dat duwtje in de rug gekregen dat hem ook op weg moet helpen, zijn passies achterna.
De studententijd is zo'n beroerde tijd nog niet. Je leert jezelf kennen. En of je dit nu doet in een taaie studie of in een 'nutteloze bezigheid', je hebt nog die vrijheid, die marge om een keer op je plaat te gaan. Alleen niet meer zo vaak als vroeger. En, om Giphart te citeren: 'Reizen ergens naartoe is altijd leuker dan de eindbestemming zelf'. Misschien dat de studietijd de leukste tijd van je leven is.
![]()
Ronald Giphart