De campus moet een experimenteerterrein worden waar studenten kunnen werken aan hun brede academische vorming. Daarvoor is een professionele faciliterende campusorganisatie nodig, die snel en flexibel kan reageren op de wensen van alle studenten en verenigingen.
Frits Lagendijk, hoofd van de Dienst Studentenzaken, denkt dat de huidige organisatie hier niet aan voldoet: 'We hebben zeker een zware professionele faciliterende dienst nodig, maar op dit moment werkt die te sturend op de activiteiten die studenten willen organiseren.' Daarom pleitte hij voor een scheiding tussen de campusdiensten en de door studenten bestuurde verenigingen. Die ontmoeten elkaar op 'de vrije markt' waar studenten de producten van de campusorganisaties 'inkopen'. Het CvB bepaalt in dit 'marktmodel' hoeveel geld en middelen de studenten krijgen en hoeveel er naar de beheersorganisaties gaat. Om de nodige experimenteerruimte te creëren stelde Lagendijk dat de Bastille volledig ter beschikking van studenten zou moeten staan. De Restauratieve Voorzieningen zouden in dat geval een eigen, nieuw te bouwen, onderkomen moeten krijgen.
'Als dit doorgaat wordt dat de dood voor de campus.' Directeur Campusvoorzieningen, Walter Bout, zag het marktmodel absoluut niet zitten. Hij vroeg zich zelfs hardop af waarom de discussieavond was georganiseerd. Volgens hem werkt de huidige bestuursstructuur op de campus goed. Dus waarom al die drukte? Als er toch wat moet veranderen, dan ziet hij wel iets in een 'centraal Campuscollege' dat over alles beslist en bestaat uit student-assistenten en de directeur Campusvoorzieningen. De laatste blijft eindverantwoordelijke en behoudt dus de macht.
Het plan van Bout werd door Henrieke Warger van het Campuscollege in eerste instantie met weinig enthousiasme begroet. Zij pleitte voor een model waarbij een 'Campusmanagementteam', bestaande uit vier studenten en een professionele voorzitter, eindverantwoordelijke wordt voor alles wat er op de campus gebeurt - inclusief het aannemen én ontslaan van medewerkers.
In de loop van de avond bleek dat de modellen van Bout en Warger, die allebei niet fundamenteel verschillen met de huidige bestuursstructuur, dichter bij elkaar liggen dan in eerste instantie werd gedacht. Het vernieuwende vrije-marktmodel kon in de zaal op de minste steun rekenen. Alleen Taste, Audentis, Euros en nog enkele grote clubs durven de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheid aan. De Sportraad, Apollo en andere kwetsbare verenigingen hebben geen behoefte aan een 'zak met geld en middelen waarmee diensten kunnen worden ingekocht.' Ze werken nu al heel goed samen met de professionals van de beheersorganisaties en 'zitten niet te wachten op een klant-leverancier-relatie.'
Wat is er nou precies mis met de huidige structuur? Dat is de vraag die aan het eind van de avond overblijft. Studenten klagen over logge, niet- flexibele campusvoorzieningen die niet altijd even openstaan voor hun ideeën. Daarnaast vinden ze de experimenteerruimte die ze krijgen te beperkt. Maar of je de bureaucratie oplost en de organisatiecultuur studentvriendelijker maakt met een volledig studentenzelfbestuur? Lagendijk: 'Als studenten echt ondernemend willen worden kunnen ze niet volstaan met eencentralistisch studentenbestuur en een 'vadertje UT' die de vervelende klusjes opknapt. Een doordacht marktmodel, met een Bastille helemaal voor studenten, is in dit kader eerder een uitdaging dan een bedreiging.'