Ronald Plasterk, als hoogleraar moleculaire biologie verbonden aan het Nederlands Kanker Instituut, houdt het simpel: 'Het genetisch manipuleren van dieren is, zolang je aan een paar randvoorwaarden voldoet, alleen maar mooi. Natuurlijk moet het nut voor de mens opwegen tegen het dierenleed, dient het welzijn van de diermodellen op een fatsoenlijk niveau te blijven en moet de veiligheid voor mens en milieu gegarandeerd zijn.'
Ook over het menselijk lichaam moeten we niet te gevoelig denken. Wat Plasterk betreft is dat niet veel meer dan een bouwpakket met een bewustzijn 'waarvan je een kapot orgaan prima kunt vervangen door een gekloond en gekweekt nieuw exemplaar.' Zelfs het klonen van mensen sluit de hoogleraar niet helemaal uit: 'Mits we natuurlijk eerst een aantal gekloonde chimpansees 25 jaar lang laten leven om te kijken of ze ook kanker of andere vervelende dingen krijgen.' Of we dan geen mensen krijgen die in alles op elkaar lijken? 'Nee waarom? Eeneïige tweelingen hebben toch ook niet hetzelfde karakter?'
Wat weerzinwekkend, zullen de meeste Nederlanders uitroepen. 'Vooral een kwestie van wennen,' denkt Plasterk. Net zoals dat vroeger met de fiets, de trein en het vliegtuig ging. 'En als mijn medeburgers iets beslist niet willen, kunnen ze dat via de politiek regelen. Zo heeft het kabinet vorige week besloten dat het klonen van mensen in Nederland verboden wordt.'
Moreel besef
Ethici vindt de moleculair bioloog maar overbodig. Redelijke burgers beschikken over voldoende moreel besef. Ze hebben geen ethici nodig om zich een oordeel over de wenselijkheid van bijvoorbeeld gentechnologie te vormen. Sterker: Plasterk ziet onder ethici dezelfde spreiding van opvattingen als onder niet-ethici. Hun bijdrage is volgens hem daarom 'niet veel meer waard dan de mening van de eerste de beste taxichauffeur.'
Hub Zwart, directeur van het centrum voor ethiek van de Katholieke Universiteit Nijmegen, had het maar moeilijk met de vlotte babbel van professor Plasterk. Volgens Zwart vergeten technologen graag dat aan elke nieuwe technische vinding ook altijd schaduwkanten zitten. Penicilline is een mooi middel dat veel mensenlevens heeft gered, maar waar je bij veelvuldig gebruik ook immuun voor kunt worden. Met de auto rijd je handig van A naar B, maar je vervuilt ondertussen wel het milieu. Het is de taak van ethici om vragen te stellen waar anderen niet zo gauw opkomen. Of, op willen komen. Politici of wetenschappers denken misschien dat ze rationele argumenten gebruiken maar zijn intussen gauw geneigd hun emoties, of zelfs partij politieke overwegingen, bij hun overwegingen te betrekken. De ethicus kan hen daarop wijzen en ook perspectieven aandragen die ze zelf nog niet hadden bedacht. Dat ze daarna ook nog hun eigen standpunt ventileren is volgens Zwart geheel legitiem.
En wat te denken van de macht die mensen over dieren hebben. Die krijgtvolgens Zwart 'wel een hele andere dimensie als we beesten reduceren tot planten van vlees die we voor willekeurige menselijke doeleinden kunnen inzetten. Moeten we dat als samenleving wel toestaan?'
Reflectie
Maar de invloed van filosofen en ethici is ook op een ander niveau merkbaar. Het 'voldoende morele besef' dat iedere burger volgens Plasterk heeft, is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Met name de achttiende eeuwse verlichtingsfilosofen hebben dat bewustzijn aangedragen. Discussieleider Pieter Fokkink, ethicus bij WMW, stelt na afloop van het debat 'dat Plasterk op zichzelf gelijk heeft wanneer hij beweerd dat de ontwikkeling van de moraal gelijke tred houdt met de maatschappelijke ontwikkelingen. Maar daar mag je niet uit afleiden dat ethiek als reflectie op de moraal dan overbodig wordt òf dat je dat zomaar aan iedereen over kan laten. Neem bijvoorbeeld het dilemma van de commercialisering. Ethici kunnen de vraag stellen of de ontwikkelingen in de gentechnologie niet bij uitstek een publieke aangelegenheid moeten zijn. Dat staat haaks op de spastische reactie van politici die beweren dat er geen publieke middelen aan besteed mogen worden. Als je dat doet drijf je de hele ontwikkeling juist in de private sfeer van de marktwerking. Je loopt dan het risico dat op onderdelen van de mens (de genenbank bijvoorbeeld) eigendomclaims van bedrijven komen te liggen. Marktwerking voor tandenborstels is prima maar staat voor gentechnologie op voorhand ter discussie. We moeten voorkomen dat de vrijheid van de markt sterker wordt dan de keuze vrijheid van mensen.'
Gekloonde dieren? Een kwestie van wennen...