UT-bundel met bouwstenen voor ontwerpen in gammawetenschappen

| Redactie

De vier gammafaculteiten van de Universiteit Twente, TO, T&M, BSK en WMW, presenteerden vorige week maandag tijdens een minisymposium de 'halfweg-resultaten' van hun gezamenlijke onderzoeksprogramma: 'Naar een sociaal-wetenschappelijke ontwerpmethodologie'. Ze overhandigden rector Frans van Vught het eerste exemplaar van het boek 'Sociale wetenschappen: van ontwerppraktijk naar ontwerpmethodologie'. De bundel biedt bouwstenen voor het ontwerpen in de communicatiewetenschap, bedrijfs-, bestuurs- en onderwijskunde.

'Er waren eens drie decanen...' WMW-professor Arie Rip begint het voorwoord van de bundel 'Sociale wetenschappen: van ontwerppraktijk naar ontwerpmethodologie' als een sprookje. En zoals het hoort in een sprookje waren de drie decanen niet zo gelukkig. Dat kwam voornamelijk door de secundaire rol die hun faculteiten - alle drie uit de zogeheten maatschappijwetenschappelijke kern van de UT - nog geen vijf jaar geleden op deze universiteit speelden. En dat terwijl de invloed van beleidsmakers, onderwijsontwerpers, bedrijfskundigen en communicatiedeskundigen op onze sociale orde minstens even groot is als die van technici.

Natuurlijk, de maatschappelijke impact van een mobiele telefoon kan iedereen dagelijks ervaren. Op straat, in de trein en zelfs in de bibliotheek kondigt een hinderlijke riedel steeds vaker een luidruchtige monoloog aan. Maar al nemen we de resultaten van een nieuw stelsel van sociale zekerheid, een voorlichtingscampagne over het milieu of een nieuw onderwijsprogramma misschien niet zo duidelijk waar, de effecten op de samenleving zijn er niet minder om.

Door in 1994 het onderzoeksprogramma 'Naar een sociaal-wetenschappelijke ontwerpmethodologie' te starten, wilden de drie decanen, Frans van Vught -toen nog van Bestuurskunde-, Jef Moonen (TO) en Arie Rip (WMW), de rol van de tweede kern uitbouwen. Inmiddels hebben Oscar van Heffen en Peter Maassen (beiden van het Centrum voor Studies van Hoger Onderwijs Beleid) het onderzoek van Moonen en Van Vught overgenomen. Samen met Rip constateren Van Heffen en Maassen - vijf jaar later - dat het maken van ontwerpen in de maatschappij- en gedragswetenschappen net zo belangrijk is als in technische disciplines. En dat ook de zekerheden en onzekerheden die spelen dezelfde zijn. Alleen moeten gammawetenschappers rekening houden met een belangrijke extra complicatie: tijdens hun ontwerpprocessen zijn er voortdurend mensen die mee- en tegenspreken. Technici hebben daar - omdat ze voornamelijk aan moleculen, schakelingen en machines sleutelen - veel minder last van.

De hoofdstukken in het boek laten duidelijk zien dat ontwerpers - of ze nou bedrijfsopleidingen maken, voorlichtingsprogramma's voor de overheid bedenken of bedrijfskundige adviezen uitbrengen - voortdurend proberen de onzekerheden die spelen te reduceren. Zonder dat ze daar overigens helemaal in slagen.

Dat reduceren doen ze door hun intuïtie te combineren met wetenschappelijke inzichten over bijvoorbeeld het gedrag van mensen én door inhoudelijke kennis over een specifiek onderwerp te koppelen aan algemene kennis over veranderingsprocessen. Wat opvalt is dat succesvolle ontwerpen 'meer expliciete onderhandelingsfasen' kennen. Zoeken naar steun en consensus is dus belangrijker dan het uitvoeren van stappenplannen die zogenaamd rationeel zijn. Met fingerspitzengefül en ervaring kom je verder dan met systemen uit handboeken. En dat geldt in de bestuurskunde net zo goed alsin het onderwijs, de communicatiewetenschap of het bedrijfsleven.

Die ontdekking is een novum in de van oudsher sterk gefragmenteerde sociaalwetenschappelijke wereld. Net zoals ook voor het eerst in het onderhavige boekje wetenschappelijk wordt vastgesteld dat ontwerpers hun werkwijze en doelen gedurende het proces voortdurend bijstellen.

Josée van Eindhoven, directeur van het Rathenau Instituut en lid van de raad van toezicht van de UT, schetste tijdens het symposium de praktijk van dit zogenaamde tweede orde ontwerpen. Minister Borst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vroeg aan haar onafhankelijke adviesorgaan of het niet een maatschappelijke discussie over klonen en kloneren kon organiseren. Want de betrokken kamerleden wisten niet genoeg van het ingewikkelde onderwerp af.

De ambtenaren waar Van Eindhoven in de tweede fase mee praatte vonden daarentegen dat het publiek gewoon beter voorgelicht diende te worden. En of haar instituut daar even voor kon zorgen. Intussen verwachtte het Rathenau-bestuur juist een gedegen analyse van het maatschappelijke debat. 'Je bent dus voortdurend bezig je ontwerp aan te passen omdat je rekening moet houden met allerlei partijen', aldus Van Eindhoven. 'Uiteindelijk kwamen we uit op een bijdrage aan het maatschappelijk debat over kloneren waarin we een stukje voorlichting en analyse integreerden.'

Professor Roel in 't Veld, de tweede spreker op het symposium, vroeg zich af of je de intimiteit van handelingspraktijken wel in moeilijke wetenschappelijke theorieën kunt vatten. Wat hem betreft stond er te weinig over 'de mens' in het boek. 'Individuen moeten per slot van rekening door samen te werken een ontwerp realiseren.'

In 't Veld denkt overigens niet dat de samenwerking tussen de vier faculteiten leidt tot één pasklare mal voor alle mogelijke ontwerpproblemen. Ook de auteurs van het boek erkennen dat onze samenleving daarvoor te complex is en dat mensen te weerbarstig zijn. Al geven ze dat wel in hele onmenselijke taal weer. Wat te denken van de volgende zin: 'Hieruit trekken Visscher en Rip een belangrijke conclusie waarmee rekening moet worden gehouden bij het formuleren van een meer algemene ontwerpmethodologie, namelijk dat met flexibele scenario's, gekoppeld aan typologieën van opdrachten en opdrachtgevers, wel stappenplannen gecreëerd kunnen worden die enigszins situatiespecifiek zijn, maar deze kunnen nooit de rijkheid en onberekendheid van het advieswerk omvatten.'

En dus kunnen bestuurders, beleidsmakers en adviseurs, In 't Veld zei het tijdens zijn lezing, niets anders dan 'wachten, wachten, eindeloos wachten totdat er genoeg draagvlak is voor de dingen waarvan je allang wist dat ze toch moeten gebeuren'.

Oscar van Heffen, Peter Maassen en Arie Rip (red.) Sociale wetenschappen van ontwerppraktijk naar ontwerpmethodologie. Bouwstenen voor het ontwerpen in de communicatiewetenschap, de bedrijfskunde, de bestuurskunde en de onderwijskunde. Twente University Press, 1999, 285 pagina's, ISBN 9036512921, f 55.

Roel in 't Veld aan het woord tijdens het mini-symposium.

Sijas Akkerman

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.