Winnie even terug op campus

| Redactie

Winnie Sorgdrager is terug voor even. De ex-minister van Justitie heeft het college van bestuur geadviseerd over de definitieve invoering van de wet Modernisering Universitaire Bestuursstructuur. Daarmee is de cirkel rond: Sorgdrager was in de jaren zeventig griffier van de Hogeschoolraad van de toenmalige Technische Hogeschool Twente, en hielp mee met het invoeren van de Wet Universitaire Bestuurshervorming, de voorloper van de MUB. 'Natuurlijk heb ik wat met deze universiteit', zegt de politica die biljarten leerde in de Bastille. Een gesprek over toen, nu en de opwindende jaren ertussen.

'Toen' begon in 1971. Als Winnie Sorgdrager terugdenkt aan dat eerste jaar in dienst van de Technische Hogeschool Twente komt het meisje in haar boven. Weg is de bedachtzame en ietwat plechtstatige minister in ruste die met afgewogen zinnen op de eieren van haar Paarse verleden loopt - 'Twente? Dat was een onbezorgde tijd.' Namen schieten haar te binnen, anecdotes. Mensen van toen moeten de groeten hebben. Haar dictie krijgt iets ondeugends en meewarigs tegelijkertijd.

De zomer van '71 - Winnie Sorgdrager was 23 en groen als het campusgras. Net afgestudeerd aan de Groninger rechtenfaculiteit daalde ze af naar Twente om er studievoorlichter aan de TH te worden. Geen gemotiveerde carrièrestap, zoals jonge juristes van nu die maken. 'Ben je gek', zegt ze. 'Ik ging gewoon mijn man achterna. Die kreeg een baan in Enschede, en je weet hoe dat toen werkte, hè - als vrouw pakte je dan ook maar je boeltje bij elkaar'. Ze lacht en erkent dat haar tijd wat dat betreft nog komen zou.

Hoewel, de verhuizing destijds bleek tamelijk definitief: twee zoons en een dochter groeiden op in Enschede, en zelfs tijdens haar ministerschap was ze elk weekend in het oosten, vaak ook op woensdagavonden. Nu, goed een half jaar na de kabinetswisseling, woont ze weer fulltime in Enschede. 'En dat is heerlijk'.

Sorgdrager over 'toen': 'Maar ik moest dus ook wat, daar in Enschede. Ambtenaar voor de studievoorlichting - zo heette het in die TH-advertentie. Sprak me wel aan, in Groningen had ik als studente in de faculteitsraad gezeten, best leuk allemaal. En ik moest toch ergens beginnen, nietwaar?' Dus werd ze studievoorlichter, voor een jaar. En wat heet onbezorgd. 'Samen met de studentendecaan ging ik op tournee langs middelbare scholen om aspirant-studenten te interesseren voor de TH. Dat was leuk. De decaan vertelde dan over typische studieaangelegenheden, en ik hield mijn praatje over de campus en het studentenleven. En in z'n algemeen over hoe dat nou gaat, studeren.'

En wat heet gezellig. 'In oktober had je de voorlichtingsdagen. Dat was ook wel mooi hoor. We organiseerden een speciaal weekend voor meisjes. Die meisjes, hadden we bedacht, moesten in één van de campusgebouwen slapen. En ja hoor, 's nachts slopen er allemaal jongens om het gebouw, en dat mocht natuurlijk niet. Dus liepen wij de boel te bewaken. Idioot natuurlijk, ik had zelf nog student kunnen zijn.'

De jaren daarna werkte ze als griffier van de toenmalige Hogeschoolraad. 'In die tijd werd de WUB ingevoerd, en wij moesten dat in Twente op poten zetten. Medebestuur! De geest van de jaren zestig. Daarom vind ik het ook zo aardig om voor de UT dit onderzoekje te doen. Die hele MUB is, net als de WUB toen, een kind van zijn tijd.'

'Dat griffierswerk heb ik gedaan tot 1977, toen ben ik in deeltijd beleidsmedewerker geworden. Een jaar eerder had ik kinderen gekregen, dat wil zeggen: eerst één (lacht). Ik vond dat ik met drie dagen in de week die griffie geen recht meer deed.'

Op de valreep schreef Sorgdrager nog geschiedenis aan de THT. Letterlijk: in opdracht van het college van bestuur legde ze het eerste decennium van de TU vast in een boek, Een experiment in het bos (1981). 'Dat werd mij toen gevraagd en ik mag nu eenmaal graag schrijven', zegt ze. 'Voor die studie heb ik talloze medewerkers gesproken, met name oudgedienden. Dat laatste heb ik geweten: toen het boek eenmaal af was heb ik nog een aantal diplomatieke brieven moeten schrijven. Niet elke stichter was tevreden met de plek die ik hem in het geheel had toegedicht. Men zag dat zelf nog wel eens anders.'

Dan weer over begin jaren zeventig: 'Ach ja, het was echt een tijd van overvloed, het kon gewoon niet op. We hadden aan die voorlichting ook lang geen dagtaak hoor - welnee. Ook toen werkte ik al snel, dus zat ik vaak al om drie uur duimen te draaien. Soms zei ik tegen mijn collega's wat zullen we 'ns gaan doen, kom we gaan op veldonderzoek. Dan liepen we het terrein op en gingen we flipperen in het Sportcentrum. Ik heb in die tijd uitstékend leren flipperen! En biljarten ook - biljarten in de Bastille.'

Flipperen in de baas z'n tijd - in het licht van wat komen zou heeft Sorgdragers eerste jaar op de Drienerlose campus iets vederlichts, bijna paradijselijks. Vijfentwintig jaar later is de voormalig studieadviseur minister van Justitie, het boegbeeld van de Nederlandse rechtsstaat. Het onbekommerde is er dan inmiddels wel af.

Onder haar bewind lijkt Justitie in het departement van Pijnlijke Zaken te zijn veranderd, vier jaar lang slalomt de politiek onervaren juriste door een mijnenveld van affaires. Sorgdrager haalt heelhuids de eindstreep, dat wel, maar de ruzies met haar ambtenaren, met de Kamer en het college van procureurs-generaal bepalen het mediabeeld van haar ministerschap.

'Ik heb nogal de aandacht getrokken, ja.' Sorgdrager formuleert rustig, met de lichte afwezigheid van iemand die dezelfde zaken al vaak, misschien wel te vaak op een rijtje heeft gezet. 'Maar er is tijdens mijn termijn enorm veel gebeurd met het departement. Bovendien trekt Justitie altijd bekijks, mensen maken zich nu eenmaal het meeste zorgen om criminaliteit.' Geduldig schetst ze de omstandigheden, zodat die hun verzachtende werking kunnen doen.

De affaires noemt ze 'strubbelingen'. 'Die zijn onoverkomelijk bij achterstallig onderhoud, want zo was het: de organisatie van het departement liep verschrikkelijk achter toen ik binnenkwam. Ik zag dat stukken er lang over deden, dat men slecht op incidenten reageerde, dat iedereen achter zichzelf aanholde, dat men niet toekwam aan de grote lijn. Alle symptomen van een gammele organisatie waren aanwezig.'

Het mes erin, de bezem erdoor. Als geen ander werd Sorgdrager bij haar aantreden in 1994 in staat geacht om het verstarde Justitie in beweging te brengen. En de nieuwe minister zette inderdaad een grootscheepse reorganisatie in. 'Ik heb in korte tijd een heleboel overhoop gehaald. Dat bracht een enorme onrust teweeg. Moet je voorstellen: er werken bij Justitie veertigduizend mensen.'

'Voor ik kwam zatn dat apparaat nog echt in een ivoren toren. Ik vond dat niet goed: het recht is van mensen, voor mensen, en door mensen gemaakt. Dus moet je daar in onze samenleving open mee omgaan. Ik wilde breken met het in zichzelf gekeerde bolwerk dat Justitie altijd is geweest, en dat mijn voorganger Van Agt de parel van de rechtsstaat noemde. Volgens hem heb ik die parel verkwanseld, maar ik zie dat anders. Van Agt is een typische representant van een achterhaalde mentaliteit, hij stamt uit de tijd dat Recht nog nadrukkelijk met een hoofdletter werd geschreven.'

Sorgdrager bracht het ministerie 'naar de straat' - haar polemische antwoord aan Van Agt. 'Justitie met een sociaal gezicht, Justitie in de buurten, Justitie naar de mensen toe, dat waren mijn doelstellingen. Daarvoor moest een enorme omslag in cultuur plaatsvinden. En dat vinden mensen moeilijk.'

Hoe moeilijk merkte de D66-minister gaandeweg. 'In het begin werd ik enorm de hemel ingeprezen - in de media, op het departement. Het kon allemaal niet beter, en dat is gevaarlijk. Trendwatchers hebben mij destijds voorspeld dat die jubelstemming hoe dan ook zou omslaan, ongeacht wat ik zou doen en laten. Nou, dacht ik, dan zie ik het wel een keer gebeuren.' Sorgdrager lacht. Haar wachten werd beloond.

'Het is natuurlijk niet leuk als er negatief over je geschreven wordt, maar ik lig er niet wakker van. Ironisch: 'Het went zelfs.' Meent ze het? Het is moeilijk om het je voor te stellen, zoals ze daar zit aan de houten tafel in het vertrek dat bedoeld lijkt voor muziekstudie - fragiel en zachtaardig. Dát ze het meent, blijkt als de Sorry-democratie ter sprake komt, het onlangs verschenen boekje van Ed van Thijn over ministeriële verantwoordelijkheid en vooral: over het niet nemen daarvan.

De foto op de kaft toont minister Winnie Sorgdrager achter het spreekgestoelte van de Tweede Kamer, haar armen in verontschuldiging zijwaarts geheven. Geen pose waarin een minister herinnerd wil worden, toch? 'Ach, zo'n foto', zegt ze. 'Doet me niet zoveel hoor, ik vind het zelfs wel grappig. Hij heeft me nog gebeld, Ed. Vind je het goed als ik die foto gebruik? Joh, je doet maar, heb ik gezegd - natuurlijk vind ik dat goed. Waarom? Omdat dat beeld maar een deel van het verhaal is. Ik en gelukkig een heleboel andere mensen weten dat er ook een hoop goed is gegaan. Daaruit haal ik mijn voldoening.'

Ze somt op: 'Als ik zie dat we nu zoveel cellen hebben dat we mensen als dat nodig is kunnen opbergen, dan denk ik: heb ik toch maar mooi gedaan. In een groot aantal steden heb je in de buurthuizen justitie - heb ik gedaan. Die cultuur bij Justitie ís veranderd, dat is echt waar - heb ik gedaan. De opheffing van het bordeelverbod en daarmee effectievere bestrijding van de vrouwenhandel, de wet van de opsporingsmethoden, de reorganisatie van het OM. En tot mijn verbazing heb ik meer wetten ingevoerd dan mijn voorganger Hirsch Ballin, en die werd de wetgever bij uitstek genoemd. Dat zijn toch belangrijke dingen.'

Maar dat boek is dicht, zegt Sorgdrager. In de politieke arena wilde ze niet langer blijven, voor haar geen kamerzetel in de hoop op een nieuw ministerschap. 'Dat doen de echte politieke dieren, die azen op méér, liefst op een nog zwaardere post. Maar dat hoeft voor mij niet zo. Ik ben nu weer toe aan wat anders.'

'Wat anders' betekende tot nu toe telkens een paar sporten hoger op de juridische ladder. De studievoorlichter werd griffier, de griffier Officier van Justitie te Almelo. De officier werd advocaat-generaal in Arnhem, het is dan inmiddels 1986. Halverwege vertrekken vijf hogergeplaatste collega's om uiteenlopende redenen, Sorgdrager blijft over en wordt de eerste vrouwelijke procureur-generaal van Nederland. In 1994 verhuist de pg naar Den Haag, waar binnen de kortste keren het ministerschap lonkt. De rest van het verhaal is bekend.

Maar wat nu? Het burgemeesterschap van een grote stad misschien? Sorgdrager is er nog niet uit. Utrecht? 'Mooie stad, een van m'n jongens studeert er. Maar geen gekheid, ik laat me niet uit over sollicitaties die ik al dan niet heb lopen. Voorlopig kijk ik rustig rond, misschien begin ik wel een adviespraktijk.'

Lekker niets is relatief. Sorgdrager neemt de luwte te baat om te schrijven. Geen memoires, daar voelt ze niets voor. 'Zes uitgevers boden spontaan aan ze te publiceren. Eentje wilde er zelfs wel een ghostwriter bijleveren.' Ze trekt een vies gezicht. Dan met onderkoelde spot: 'Nee, dat moeten we maar niet doen, geloof ik.'

Geen smeuïge verhalen uit de Haagse doos dus. 'Ik ben niet iemand die graagiets negatiefs opschrijft over een ander. Bovendien weet ik dat iedereen om mij heen z'n best heeft gedaan. En als er dan eens iets fout gaat, moet dat dan ook nog eens op schrift aan den volke getoond worden? Ik vind van niet. Waar ik wel over schrijf, zijn de politieke processen die ik heb waargenomen. Wat is nu ministeriële verantwoordelijkheid? Hoe ga je om met fouten maken? Wat hebben die fouten voor gevolg voor de integriteit in de politiek?'

Essays over deze en andere thema's staan al in haar computer. 'De bedoeling is dat in juni een boekje verschijnt', zegt ze. Een antwoord op Van Thijns Sorry-democratie? 'Met die intentie is het zeker niet geschreven, wel dragen we bij aan dezelfde discussie. Van Thijn verdedigt bijna dogmatisch de trits: er gaat iets fout, minister verantwoordt zich, en treedt af. Daar ben ik het niet mee eens.'

Sordrager verdedigt dus de Sorry-democratie? 'Tot op zekere hoogte: ja. Wat ik verdedig is dat een fout gemaakt kan worden, als de minister maar uitlegt hoe dat heeft kunnen gebeuren, en aangeeft hoe die fout in de toekomst voorkomen gaat worden. Dat noem ik verantwoordelijkheid nemen. Aan de Kamer natuurlijk of dat acceptabel is.'

Tijdens het interview wordt Sorgdrager gebeld door partijgenoot en minister Roger van Boxtel. Na het interview neemt ze de trein naar de Vara-studio om zitting te nemen in Felix Rottenbergs Schaduwkabinet, een politiek discussieprogramma dat dit keer over onderwijs en opvoeding zal gaan. Terwijl de schaduwminister in de trein zit, zal ze bij RTL 4 samen met Thom de Graaf en Cas Spijkers achter het fornuis staan. Schort voor: Koken met sterren.

Bekende Nederlander blijft de ex-minister nog wel even. 'Maar ook dat is betrekkelijk', zegt ze. 'Ik sprak laatst Hans Wijers, en bij hem zat de klad er al flink in. Iemand had hem aangesproken, en gezegd: 'ik ken u ergens van...' Sorgdrager trekt een pseudo-peinzend gezicht. Dan, met haar wijsvinger naar voren: '...werkt u soms ook bij het spoor?'

Peter Buwalda

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.