Het Nederlandse biotechnologisch onderzoek is goed, maar niet vernieuwend genoeg, vindt het kabinet. Meer onderzoek moet van Nederland een 'belangrijke speler' maken. Over de toepassingen daarvan komt een maatschappelijk debat.
Vijf procent van al het universitaire onderzoek heeft met biotechnologie te maken. Het kabinet is tevreden over de kwaliteit daarvan, maar mist het vermogen om nieuwe trends 'snel en adequaat op te pakken', zo schrijft het in de notitie over biotechnologie die het vorige week naar de Tweede Kamer stuurde.
Nederland moet zijn achterstand op een aantal terreinen zien in te halen, aldus de notitie. Dat geldt vooral voor het genomics-onderzoek, het in kaart brengen van DNA-structuren. Nederland moet op dit gebied een 'belangrijke speler' worden.
Concrete maatregelen kondigt het kabinet niet aan. Het wijst slechts op de zogeheten Vernieuwingsimpuls, een fonds voor jonge onderzoekers, en spreekt dat hoop uit dat de landelijke onderzoeksorganisatie NWO geld uit dat fonds zal besteden aan genomics-onderzoek. Daarnaast komt er een commissie die moet uitzoeken hoe dit onderzoek nog meer versterkt kan worden.
Ook naar de invloed van genetisch gemodificeerde organismen op het milieu is meer onderzoek nodig, schrijft het kabinet. Daarom zal NWO gevraagd worden een onderzoeksprogramma op het gebied van ecosystemen op te zetten. De noodzaak van onderzoek is volgens de notitie onomstreden. Als het om toepassingen gaat, is het kabinet voorzichtiger. De ontwikkelingen 'zijn niet tegen te houden", schrijft het. Het gaat erom er 'verantwoord' mee om te gaan. Een maatschappelijk debat moet helpen te verhelderen wat aanvaardbaar is. Dat debat moet volgend jaar beginnen en zal met name over voeding gaan.