'Het vinden van nieuwe platforms om samen met anderen ICT in het onderwijs te bevorderen, zal een van de prioriteiten zijn van mijn nieuwe aanstellingsperiode. We willen hierin zelf investeren, maar het dichterbij brengen van een digitale universiteit kan niemand alleen.' Dat zegt rector-magnificus dr. Frans van Vught in de stemmige Jubileumzaal van de universiteitshal in Leuven die historie en rijke intellectuele traditie ademt.
Het is de eerste pauze van het tweedaagse symposium: The Wanderstudent 2000, Towards a European Virtual University. Zojuist heeft Van Vught samen met zeven andere rectoren het EUNITE 'memorandum of understanding' ondertekend (zie voorpagina). Zijn bezoek aan Leuven is een bliksemactie want na het optreden als keynote speaker, het zetten van de handtekening en het opfrissen van contacten rond de koffietafel, vliegt Van Vught meteen weer terug naar zijn werk in Twente.
Uiteindelijk doel van de EUNITE-alliantie is te komen tot een virtuele Europese campus waarbinnen: cursussen uitgewisseld worden, samen wordt gewerkt aan onderwijsprogramma's en waar ICT-onderwijsproducten aangeboden worden aan de Europese en mondiale markt. Van Vught citeert in zijn toespraak uit recent onderzoek waarin gedurfde voorspellingen worden gedaan. In 2025 zal de wereldwijde markt voor hoger onderwijs 160 miljoen klanten kennen en er zal een bedrag van 300.000 miljoen dollar mee gemoeid zijn. In deze groeimarkt is de concurrentie moordend. Naast hogescholen en universiteiten verdringen corporate universiteiten, on line providers, commerciële aanbieders, bedrijfsopleiders en vele anderen zich reeds.
Investeringen
Dr. Hans E. Roosendaal, directeur van het Dinkelinstituut en tevens voorzitter van het stuurgroepcomité van EUNITE, valt Van Vught bij. 'Universiteiten hebben specifieke kennis in huis. Ze zullen zeker niet alle hoger onderwijs in de toekomst gaan verzorgen maar ze moeten wel klaar zijn om met moderne communicatiemiddelen te voldoen aan belangrijke trends als: levenslang leren; flexibel, vraag-gestuurd aanbieden van cursussen; virtueel volgen van cursussen; en just-in-time leren, waarin werk en opleiding sterk op elkaar ingrijpen.'
Hoe langeafstandsleren er in de toekomst precies uit zal zien weet nog niemand, maar duur is het in ieder geval wel. Het van de grond af opbouwen van een complete meerjarige webgebaseerde cursus kost al snel een tot twee miljoen Engelse ponden. Van Vught: 'De investeringskosten zijn enorm en niet te dragen door individuele universiteiten of instellingen. Daarom zoeken we samenwerkingsverbanden waarmee we Nederlandse en Europese subsidies hopen binnen te halen. Met het cursusmanagementsysteem Teletop en leeromgevingen als C@mpus+ heeft de UT zeker wat te bieden. Dat geldt ook voor de hier aanwezige infrastructuur en kennis van IT-
technologie.'
Het is de kunst om in de toekomst modulaire cursussen aan te bieden. Een bedrijfsmatige exploitatie is dan mogelijk door de standaarden telkens toe te spitsen op specifieke kennisbehoeften van verschillende doelgroepen. Dan kan uiteindelijk geprofiteerd worden van economies of scale: als het aantal gebruikers toeneemt, worden de kosten lager. 'De exploitatie hoeft niet door de universiteit zelf gedaan te worden, maar net als met andere spin-off activiteiten zullen we zeker een link blijven houden,' aldus Van Vught.
Initiatieven
De UT wedt niet op EUNITE alleen. Met de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en de Open Universiteit is een 'redelijk hechte club' ontstaan die de mogelijkheden van een digitale universiteit gaat onderzoeken. Minister Hermans heeft hiervoor geld gereserveerd. De Open Universiteit presenteerde zich in Leuven met de webgebaseerde electronische leeromgeving Edubox. In 1995 ontdekte de Open Universiteit de waarde van internet voor de cursussen zoals men die aanbiedt. Met Educational Markup Language (EML) wordt leermateriaal op een overzichtelijk gestructureerde wijze aan de student aangeboden. Via een slim protocol kan de docent het lesmateriaal aanvullen en herstructureren. Daarbij kan nieuwe inhoud via speciale links binnen een cursusonderdeel toegevoegd worden, zonder dat de student daar op zijn scherm iets van merkt. Zeker in de aanloopperiode wordt de rol van gespecialiseerde onderwijsontwikkelaars steeds belangrijker maar spreker dr. Peter Sloep van de Open Universiteit verwacht dat binnen afzienbare tijd docenten zelf zich de geheimen van EML meester kunnen maken.
Een derde initiatief waar de UT vanaf 1 januari 2001 instapt, is een 'digitale portal' (distributiekanaal) voor het bedrijfsleven. Vooral vanuit de samenwerkende Nederlandse banken, het verzekeringswezen, de belastingdienst en de ICT-sector bestaat al uitgesproken belangstelling voor het digitaal aanbieden van cursussen en leerprogramma's.
Factoren
Op het Wanderstudent 2000 symposium zetten professor Georgesvan der Perre en professor Claus Unger - respectievelijk president en vice-voorzitter van EuroPACE - enkele kritische succesfactoren voor het welslagen van een digitaal netwerk van Europese universiteiten op een rijtje. Sommige hiervan zijn praktisch van aard. Zo is aanvullende jurisprudentie nodig voor copyrights. Ook zijn waarderingssystemen nodig voor kwaliteitscontrole en nieuwe verdeelsleutels voor het toekennen van de credits.
Van der Perre: 'Deze praktische problemen zijn weliswaar serieus maar worden al te gemakkelijk als excuus gebruikt. Het potentieel van nieuwe ICT-gebaseerde methoden en van Open & Distance Learning als alternatief voor het traditionele face-to-face onderwijs, kunnen er niet mee ontkend worden.'
Professor Claus Unger is ook een groot voorstander van een digitale Europese campus van universiteiten. Maar volgens hem zal er eerst nog flink wat water door de Rijn moeten stromen. Unger: 'Universiteiten kunnen profiteren maar niet voor niks. Om te voldoen aan de toekomstige, moderne vraag naar onderwijs moeten ze tot vijf dingen bereid zijn: samen willen werken met andere kennisaanbieders; luisteren naar de wensen van veeleisende klanten; ontwikkelen van nieuwe gebruikersvriendelijke programma's; in willen stappen - en overleven - in een hevig concurrerende markt; en tenslotte financiers, politici en het publiek weten te overtuigen.'