Belangrijk kenmerk van ondernemen is: altijd meer en groter. Twee kalfslerenhandtasjesfabrieken? Hahaha! Onzin. Tien! Honderd. Stijgende winst? Onzin. Snéller stijgende winst zul je bedoelen.
Organiseer in dat klimaat maar eens een gezellige netwerkavond! Welnu, USE organiseert in dat klimaat een gezellige netwerkavond. En wat is een gezellige netwerkavond zonder sprekers? Tijdens de eerste ondernemersavond, in de knusse sociëteit van Audentis, moesten de gasten het stellen met de USE-voorzitter - studentje - een alumnus uit het KB (kleinbedrijf), en het hoofd van CenT. Het CenT-hoofd meldde zich op het laatste moment af.
Dat kon dus beter. Groeipotentie! Omhoog met die curve. Meer sprekers en groter. Pak aan: de tweede USE-ondernemersavond wordt opgesierd door Jan Timmer, Henny van der Most en Roel Pieper. Spreekstalmeester: Marijke van Hees. Dat is nog eens gezond doorgroeien. De sociëteit is vervangen door het collegezalencomplex: minder knus, meer status.
Maar nu: volgend jaar. We brainstormen even. Sprekers: Albert Heijn, Wim Duisenberg, Cor en Sylvia Boonstra (in het geval van een tussentijds huwelijk), en Maurice en Nina de Hond (idem)? Spreekstalmeester: Wim Kok. Je moet wat. Locatie: Paleis het Loo. Minder knus, meer status.
Waar moet dat heen als de UT ooit vijftig wordt en USE aan de tiende, elfde ondernemersavond toe is? Sprekers: Bill Gates, Paul Getty (postuum), Henry Ford (idem), Donald Trump, Johan Cruijff, Nina Brink en Maurice de Hond (scheiding), Rupert Murdoch, Silvio Berlusconi en het hoofd van CenT, want die zegt toch af. Spreekstalmeester: George dobbeljoe Bush (postuum?). Locatie: de maan. Minder knus, meer status.
Zuinig aan
Onze oma heeft de oorlog nog meegemaakt. Vandaar dat ze heel zuinig is. Wanneer de kraag van het overhemd van opa kapot is, dan haalt oma de kraag eraf en naait hem andersom weer vast. Dat scheelt een nieuwe bloes. Ook breit ze zelf sokken. En in de winter breit ze sokken met een appendixvormig uitsteeksel eraan. Voor opa's duim. Zodat hij een want heeft.
Zuinigheid. Een groot goed. Een degelijke eigenschap. Die soms goed van pas komt. In oorlogstijd. En ook nu, anno 2001, aan de UT, nu we voor een grote bezuinigingsslag staan.
Natuurlijk is er wel vaker bezuinigd. Ten tijde van de oliecrisis in de jaren zeventig verzocht het college het personeel om op alles te besparen. Alleen de lift nemen als het beslist niet anders kon. En zo veel mogelijk in het donker werken. En in de jaren tachtig moest men, als gevolg van de zogenaamde taakverdeling en concentratie-operatie, kladblokken helemaal volschrijven en potloden tot op de laatste centimeter opmaken. Niet te veel noteren ook, maar dingen onthouden, dat scheelde inkt.
Nu moet dat weer. Bezuinigen. En potloodjes sparen volstaat niet. Er gaan vooral veel mensen uit. Niet via gedwongen ontslag, maar via natuurlijk verloop. Mooi is dat, ga je weg, krijg je geen opvolger. Dan voel je je lekker onmisbaar!
Er is nu eenmaal te veel ondersteunend personeel in verhouding tot het wetenschappelijk personeel, zo redeneert het CvB. (Neem meer wp aan, dan klopt de verhouding ook. Maar dat terzijde.)
Hoe dan ook, de lijst met bedreigde dienstsoorten groeit en groeit. Iedereen voelt het mes in z'n nek. Wacht de dag af totdat het onvermijdelijke gebeurt en de beslissing valt. 'Beste dienst, gaan jullie maar. Wij kopenjullie diensten voortaan extern in. Willen jullie nu een voor een de trap naar beneden nemen. En kan de laatste het licht uitdoen?'